Aanslagen Sri Lanka raken de kerk wereldwijd in het hart
Net als ieder jaar zal ook dit keer hier en daar in kerken met Pasen het lied zijn gezongen: ”Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan...” Maar het zal zondag vast intenser zijn gezongen, of juist met schroom – vanwege de gebeurtenissen in Sri Lanka.
Nauwelijks eerder werd de christelijke gemeente op de dag van Christus’ opstanding zó geconfronteerd met de dood als dit keer. De viering van het Leven moest zich zondag een weg banen door gevoelens van afschuw over wat zich in het Zuid-Aziatische land had voorgedaan tijdens paasdiensten in de kerken. En wat zich afspeelde in diverse hotels, waar gasten aan hun paasontbijt zaten, of in de rij stonden om dat te ontvangen. In sommige hotels hadden zelfmoordenaars zich mét hun bord tussen de wachtenden geplaatst.
Inmiddels zijn er al meer dan 300 mensenlevens te betreuren, en het valt te vrezen dat de teller vandaag niet zal stilvallen.
Niet eerder zal de christelijke gemeente in Sri Lanka de boodschap van Pasen zó nodig hebben gehad als dit keer: dat de dood is overwonnen door de opgestane Levensvorst, en dat het verderf daarom níet het laatste woord heeft in levens van hen die bij Hem schuilen.
Maar ongekend groot zal ook de aanvechting zijn, precies rond deze boodschap. Bij hen die familieleden verloren in de getroffen kerken, maar ook bij degenen die op afstand ervan hoorden.
Wat in Sri Lanka is gebeurd, raakt de christelijke gemeente wereldwijd in het hart en sluit iedere neiging tot wegkijken uit – niet het minst door broeders en zusters ver weg in andere landen.
Betrokkenheid is juist hard nodig. Want wat in het geroezemoes van het nieuws verloren gaat of onopgemerkt blijft, is de stille geloofsstrijd die menig christen heeft te voeren om, staande bij het geopende graf van hun Heere en Heiland, déze machtsaanspraak van de dood van zich af te slaan. Om zich toch níet gewonnen te geven aan wat zich aan gruwelijks aan hen opdringt, maar om in geloof stand te houden. Het ”waarom laat God dit gebeuren?” wordt niet alleen buiten de kerk gehoord –honend vaak– maar knaagt aan ieders hoofd en hart en vraagt daarom des te meer om een pastorale reactie.
Je zou er als christenen spontaan een biddag voor uitroepen, om getroffenen én geestelijk aangevochtenen in Sri Lanka en elders als het ware geestelijk bij te staan met gebed. Want het is zo gemakkelijk gezegd: dat Pasen geen ontkenning is van de dood, maar wel een definitief ántwoord erop. Maar om uit die woorden werkelijk troost te putten? Daar is meer voor nodig, daar is de Geest van God Zelf bij nodig.
Maar zoiets zeggen en belijden en intussen de handen op de rug houden? Dat is goedkoop en bijna godslasterlijk te noemen. Alleen met gevouwen handen belijden christenen hun tekort, en dat geldt niet het minst als het om de uitkomst van déze strijd gaat.