Boodschap van Stille Zaterdag haaks op gedachte van zelfverlossing
De pleinen rond de Parijse Notre-Dame lieten deze week bijzondere taferelen zien. Massa’s mensen sloegen geëmotioneerd de armen om elkaar heen of knielden om te bidden. Behalve devote rooms-katholieken verzamelden zich ook moslims, joden en volstrekt seculiere toeschouwers rond dit „symbool van het christendom”, zoals het Vaticaan schreef.
Kennelijk schaamden mensen met zeer uiteenlopende levensbeschouwingen zich niet om collectief te rouwen bij de gehavende kathedraal. Al lopen de kerken overal leeg, blijkbaar is het nog niet zo eenvoudig om je religieuze gevoelens van je af te schudden. De een uit dat door de rozenkrans te bidden, de ander komt niet verder dan kippenvel. Miljardairs maken geld over voor de herbouw, wereldleiders twitteren hun condoleances. Mooi dat er brede steun is voor de gedachte dat de kerk ook in de 21e eeuw niet zomaar uit het straatbeeld mag verdwijnen.
Is dit inderdaad een hernieuwde waardering van religie en, zo ja, welke betekenis mag daaraan toegekend worden? Het is een kardinale vergissing te menen dat spirituele gevoelens –of ze nu tot uiting komen in tranen of in miljoenen euro’s– voor God enige waarde hebben. Goede Vrijdag en Stille Zaterdag verkondigen een heel andere boodschap. De zonde heeft een ontzaglijke scheiding veroorzaakt tussen God en de mens, met de dood tot gevolg. De losprijs daarvoor was bovenmenselijk: de ontluisterende vernedering van Gods eigen Zoon, niet alleen tot aan het kruis maar tot in de dood en zelfs tot in het graf. Wie daar zelf iets aan toe wil voegen, al is het maar een traan, miskent de ernst van de zonde en beledigt Gods liefde in het offeren van Zijn Zoon.
Goede Vrijdag en Stille Zaterdag laten het cruciale verschil zien tussen de leer van verlossing waarover de Bijbel spreekt en de doe-het-zelf-gedachte van veel andere religies en ook van veel christenen. Een sprekend voorbeeld daarvan is de Heilige Trap in Rome die vorige week donderdag voor het eerst in drie eeuwen weer in oorspronkelijke staat te bezichtigen was. De marmeren trap –die volgens de overlevering bij het paleis van Pilatus hoorde en bloedvlekken van Christus zou bevatten– sleet zo hard dat er houten planken overheen gelegd werden ter bescherming. Het knielend en biddend beklimmen van de trap levert bij elke trede negen jaar strafvermindering op in het vagevuur, tot en met een volle aflaat voor alle 28 treden.
Het was bij deze trap waar Luther, na het beklimmen ervan in 1510, zichzelf de schokkende vraag stelde of hij nu zijn grootvader inderdaad uit het vagevuur verlost had. Sommige historici menen dat hij hier, halverwege de trap, stopte met bidden omdat hij ontdekte dat de rechtvaardige alleen uit het geloof zal leven. Die leer legt de bijl aan de wortel van elke vorm van zelfverlossing die ook in reformatorische kring voorkomt. De zaligheid is niet te verkrijgen doordat de mens omhoog klimt maar alleen doordat Christus afdaalde.