„Het Koninkrijk is wel verborgen, maar niet afwezig”
De jaarlijkse zendingsdag van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB), in Driebergen, heeft donderdag ongeveer 4000 bezoekers getrokken. Dat zijn er meer dan in voorgaande jaren. „Als je let op de kerkelijke problematiek, is dat een reden temeer om dankbaar te zijn, zegt B. Stolk, coördinator communicatie en fondsenwerving. „Het werk kan doorgaan.”
Ook deze 93e zendingsdag wordt, traditiegetrouw, in de openlucht gehouden. Op het grasveld staat de geelwitte sprekerstent, terwijl de luisteraars zich aan de rand, op hun meegebrachte stoelen, onder de eikenbomen installeren. Aan het begin van de bijeenkomst regent het. Weldra echter begint de zon te schijnen en ’s middags heeft bijna iedereen de schaduw opgezocht.
Kinderen en tieners volgen in tenten op een nabijgelegen grasveld een eigen programma - behalve als om twaalf uur het nieuwe beeldmerk van de GZB wordt onthuld. Enkele honderden kinderen met blauwe en oranje ballonnen komen het veld op en stellen zich links en rechts van de sprekerstent op. „Jullie zijn de nieuwe generatie, wij hebben een nieuw beeldmerk”, spreekt GZB-voorzitter ds. H. F. Klok uit Maarssen hen toe. „De ballonnen gaan de lucht in. Een zendeling gaat ook de lucht in en maakt een verre vlucht. Of misschien krijgt je gebed wel vleugels.”
Als hij tot drie heeft geteld, gaan de ballonnen omhoog. Eerst drijven ze in de richting van de bomen, maar dan krijgt de wind er vat op en vliegen ze boven de bomen uit, richting het westen. Intussen zijn aan drie wanden van de tent vlaggen opgehangen met het nieuwe beeldmerk, in de kleuren donkerblauw en oranje. ’s Middags lopen veel jongeren rond met witte GZB-petten.
Het zendingswerk zelf verloopt niet altijd zo soepel. Dat blijkt zowel uit de woorden van teruggekomen zendingswerkers als uit toespraken van predikanten, die als leidend motto hebben: ”Uw koninkrijk kome”. Zending is geen succesverhaal, zegt ds. H. Russcher, hervormd predikant in Barneveld. „Niet al het werk dat in Gods Koninkrijk gebeurt, draagt zegen. Zeker niet wat wij ervan zien. Er zijn tegenslagen. Er is werk dat nooit van de grond komt. Er is ook werk dat na aanvankelijk succes plotseling wordt afgebroken of geleidelijk aan in het slop raakt. Het vliegt je soms aan. Wat komt er van het gezaaide Woord terecht? Wat levert het werk in Gods Koninkrijk op?”
Toch is ds. Russcher uiteindelijk niet somber. „Laten we het zaad ter hand nemen, en daarbij een voorbeeld nemen aan de zaaier van de gelijkenis. Hoe hij volhardend en met milde hand het zaad uitstrooit. Niet verbitterd raken, niet de moed laten zakken. Wie bezig is in Gods Koninkrijk moet leren om niet vanuit het resultaat te denken, maar vanuit de opdracht die God geeft. Doen wat onze hand vindt om te doen, waar dan ook.”
Dat is ook de teneur van de toespraak van ds. D. Ph. C. Looijen, predikant-directeur van de Hervormde Bond voor Inwendige Zending (IZB). „Hoeveel zendingswerkers hebben niet ondervonden dat zij de zaken niet onder controle kunnen krijgen? Terwijl wij westerlingen denken alles te kunnen en te moeten beheersen. Nee, God gaat Zijn ongekende gang. God moves in a mysterious way. Hij kiest Zijn weg in donkere majesteit. Zendingswerk is broos werk.” Laten we niet te klein denken van dingen die we doen mogen in Zijn Naam, zegt ds. Looijen. „Het Koninkrijk is wel verborgen, maar het is niet afwezig.”
Tijdens deze zendingsdag worden verder toespraken gehouden door GZB-voorzitter ds. H. F. Klok (”Bidden om het Koninkrijk”), ds. P. J. den Admirant uit Harderwijk (”Het Koninkrijk… in daden”) en ds. M. M. van Campen uit Hedel (”Het Koninkrijk… in navolging”).
Over de moeiten van het zendingswerk in de praktijk vertelt Willem van der Deijl, die zeven jaar in Libanon gewerkt heeft en het land met veel frustraties heeft verlaten. Desondanks wist hij zich geroepen. Hij zegt dat de Heere Libanon toch op het oog heeft. De Libanese jongeren hebben het meest behoefte aan hoop, aldus Van der Deijl. „Velen willen het land verlaten. Ze zien geen kansen om zich te ontplooien. Ik heb respect voor Libanese christenen die in het land blijven om een teken van hoop te zijn.”
Terug in Nederland zal Van der Deijl onder moslims gaan werken: per 1 september is hij benoemd tot jongerenwerker bij de stichting Evangelie & Moslims. „Er zijn in ons land 200.000 moslimjongeren. Velen van hen zijn rijp voor rekrutering door extremistische groepen. Dat zijn zij die geen perspectief hebben. Luisteren we naar hun onzekerheden en hun angsten? Er ligt hier een uitdaging voor onze kerken en scholen.”
Ds. R. H. M. de Jonge, met verlof uit Zimbabwe, vertelt over zijn werk aan de predikantenopleiding van de Hervormde Kerk van Zimbabwe. Uit zijn verhaal komt naar voren dat veel studenten theologie maar moeilijk los kunnen komen van heidense tradities, zoals voorouderverering, hekserij en de angst voor boze geesten. Zijn vrouw helpt weeskinderen, zoals Alysha, een meisje van twaalf dat alleen met haar broertje in een hut woont, omdat haar vader en moeder gestorven zijn. „Zulke situaties komen voor. Degenen die nog een oma hebben, zijn goed af.”
Femke Muis, die samen met haar man Benjamin begin september wordt uitgezonden naar Nepal, vertelt over de lange weg die hieraan voorafging. „We hebben in het geloof stappen gezet, wetend dat God deuren zou openen. Er zullen moeilijke dingen zijn, maar we weten dat de Heere God ons in Nepal hebben wil.”
In totaal werken er wereldwijd ongeveer tachtig zendingswerkers die (mede) door de GZB zijn uitgezonden. Van hen presenteren zich ’s middags zeventien zendingsfamilies die op dit moment met verlof in Nederland zijn of aan het einde van hun uitzending zijn gekomen.