Indonesische zendelinge zaait in „harde moslimharten”
Van een christelijk plaats in haar geboorteland Indonesië verhuisde Inda naar een gebied in haar land dat onbereikt is met het Evangelie: een eiland waar enkel moslims wonen. Daar verbouwt ze groenten en rijst. De christelijke vrouw ziet het als haar missie om islamitische landgenoten de liefde van God te laten zien.
Het ging als een lopend vuurtje door het dorp: „Er is een christen bij ons komen wonen.” Vanuit de moskeeën werd er gewaarschuwd: „Pas op, christenen zijn gevaarlijk. Ze willen je geloof kopen en zullen je doden.” Schoolkinderen werd van alles wijs gemaakt. Wie met haar gezien werd, kon op slechte cijfers rekenen. Inda kreeg veel over zich heen, zelfs doodsbedreigingen. De onrust luwde pas nadat Inda in een onderhoud met een imam zei dat ze kwam als landbouwkundige en vriendschap wilde sluiten. Ze werd geaccepteerd toen ze liet zien van aanpakken te weten.
De Indonesische –die om veiligheidsredenen niet met haar echte naam in de krant kan– vertelt haar verhaal in een huis aan een lommerrijke straat in Ermelo. De vrouw is deze week in Nederland om christenen over haar leven te vertellen. Zo sprak ze woensdag een groep christelijke studenten toe, donderdag een groep ondernemers en zaterdag spreekt ze op een zendingsdag.
Animisme
De vrouw streek in 2013 neer op het Indonesische eiland. Zij en drie christelijke medewerkers begonnen met het bewerken van duizend vierkante meter grond. Het kostte heel wat pijn en moeite om er iets te laten groeien. Maar na weken spitwerk en het toedienen van veel mest en compost –allemaal met de hand– begon er langzaam maar zeker wat te groeien. Na ongeveer een jaar kon er worden geoogst. Wekelijks haalden ze zo’n 150 kilo groenten van de akker. Inmiddels beslaat het perceel 1,5 hectare en wordt er ook rijst verbouwd.
Bij het werk op de boerderij worden dorpsbewoners ingeschakeld. Zo’n twintig medewerkers helpen bij het zaaien, oogsten en distribueren van de opbrengst. Het kostte wel moeite om het vertrouwen van de bevolking te winnen, zegt Inda. Voor haar en haar team was het in het begin ook moeilijk om van de dorpelingen te houden. „We hebben daar voor gebeden en God heeft ons gebed verhoord. Hij heeft de liefde voor deze mensen in ons hart gewerkt.”
Indonesië telt circa 770 etnische groepen, waarvan er zo’n 220 onbereikt zijn met het Evangelie. Dat komt neer op pakweg 165 miljoen mensen. Eén van deze groepen woont op het eiland waar Inda werkzaam is. De meer dan tien miljoen mensen tellende eilandbevolking is islamitisch, maar heeft de islam vermengd met animisme – een wereldbeeld dat aan alle levende en levenloze dingen een ziel toekent. Inda: „De eilandbewoners zijn overwegend laaggeletterd en volksgeloof heeft er een grote plaats. De mensen leven in duisternis. Religieuze leiders praten hun angst aan en leren hun christenen te haten. Ze weten niet beter. Ook zij kregen deze angst en haat met de paplepel ingegoten.”
Inda ziet het als haar missie om „present te zijn tussen de moslims.” Angst kent ze niet. „Corrie ten Boom heeft gezegd dat er geen veiliger plaats ter wereld is dan in het centrum van Gods wil te zijn.” En ze is er stellig van overtuigd dat het Gods wil is dat ze op het islamitische eiland werkt. „Op mijn dertiende had ik een echte Godservaring. Ik werd overstelpt door Zijn liefde. Het verlangen groeide om anderen over Gods liefde te vertellen. Na het afronden van mijn universitaire landbouwstudie zocht ik naar mogelijkheden om dat verlangen te kunnen vervullen. Zo kwam ik in het islamitische dorp terecht, zo’n zes uur rijden van de plaats waar ik opgroeide.”
Inda ziet veel parallellen tussen het werken in onvruchtbare grond en het vertellen over Jezus aan moslims. „Twee collega’s deelden eens het goede nieuws met dorpelingen. Ze reageerden niet vijandig, maar zochten al snel een excuus om weer aan het werk te kunnen. We leerden ervan dat de bevolking er nog niet klaar voor is. Hun harten zijn zó hard. Alle boodschappen van angst en haat die ze jaar in jaar uit hebben gehoord, laten diepe sporen na. De grond van hun hart moet nog bewerkt worden, want er kan nog niks groeien.”
Soms doen zich kansen voor om iets te delen. Zoals die keer toen hun buffel doodging door toedoen van een dorpeling. „De man zei dat hij het niet langer waard was om voor mij te mogen werken. Ik zei tegen hem: „Wat doet God, denk je, als wij fouten maken? Ik heb geleerd dat Hij genadig is. Zal ik dat dan richting jou ook niet zijn?” Zijn ogen vulden zich met tranen en hij was sprakeloos.”
Wortel
Het is het verlangen van Inda dat haar aanwezigheid door God gebruikt wordt. „Het is onze opdracht licht en zout te zijn. We bidden veel tot God of hij de Evangeliezaadjes die wij zaaien in vruchtbare aarde wil laten vallen. Mensen bekeren is Gods werk. In Johannes 6:44 staat dat niemand tot Christus kan komen, tenzij de Vader hem trekt.”
Met haar verhaal wil Inda Nederlandse christenen inspireren. „Te vaak probeerden westerlingen op het zendingsveld de harten van niet-christenen als het ware te kopen. Ze stichtten bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen. Maar toen ze na jaren weer vertrokken, bleven de ziekenhuizen en scholen, maar het geloof ging weer weg omdat het geen wortel had. Als je harten van niet-gelovigen wilt inwinnen voor Jezus, heb je liefde en tijd nodig. Bid tot God of Hij je die liefde wil geven. Je hoeft niet gelijk te emigreren. Begin op de plaats waar God je heeft gesteld. En als God je roept voor een taak in het buitenland: Ga.”