Scheidsman
Psalm 143:2
„En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.”
Onze rede en ons gezond verstand prenten ons deze dingen goed in het geheugen. Eén ding vergeten wij: dat wij een Voorspraak hebben, „een Voorspraak bij de Vader.” Dat is iemand die verordend is om mijn rechtszaak in een zitting met open deuren te behandelen voor al de engelen des hemels, en om zo voor mij te pleiten dat ik zeker vrijkom, hoewel ik gekleed ben in onreine klederen.
Maar wij zijn al te geneigd om dit te vergeten, zoals Job deed toen hij uitriep: „Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijnen vriend?” (Job 16:21). Job had zulk een, maar hij had het toen bijna vergeten, zoals hij ook schijnt te kennen te geven, waar hij een scheidsman wenst die zijn hand op hen beiden mocht leggen (Job 9:33).
Maar dit is grote genade voor ons, dat wij Iemand hebben om onze rechtszaak te bepleiten, een „Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige”, Die het niet zal toestaan dat onze ziel veroordeeld en gevonnist wordt voor de troon, maar Die gewis onze rechtszaak zal bepleiten.
Ook wil de apostel ons uit deze woorden leren dat het tot ondersteuning en versterking van onze hoop strekt, wanneer wij ons herinneren en wanneer wij geloven dat Jezus Christus een Voorspraak voor ons is als wij gezondigd hebben.
John Bunyan, voorganger te Bedford
(”Preek over 1 Johannes 2:1”, 1885)