Euthanasie leidt zelden tot vervolging
De dossiers over artsen die bij een euthanasie een of meer van de zorgvuldigheidseisen van de Wet toetsing levensbeëindiging niet helemaal volgden, zijn in 2017 en 2018 vrijwel allemaal uitgelopen op een sepot, een besluit om niet te vervolgen. Dat staat in het Jaarverslag 2018 van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE). Het is donderdag aangeboden aan gezondheidsminister Hugo de Jonge.
Van de in totaal 12.711 euthanasiemeldingen in 2017 en 2018 heeft de RTE in achttien gevallen geoordeeld dat niet compleet werd voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van de wet. Deze oordelen zijn doorgestuurd naar de gezondheidsinspectie (IGJ) en justitie, die er vanuit andere invalshoeken nog eens naar keken: gevaar voor de gezondheidszorg en strafrechtelijke verwijtbaarheid.
In vijftien van de achttien door de RTE als ‘onzorgvuldig’ beoordeelde meldingen, besloten de inspectie en het OM dat er toch geen reden was voor tuchtrechtelijke of strafrechtelijke vervolging. In drie gevallen moet nog een besluit worden genomen.
„Er is geen reden voor onzekerheid bij artsen over de richtlijnen; de verschillende juridische invalshoeken van de drie onafhankelijk van elkaar functionerende instanties leveren een eenduidig en helder kader op”, zegt Jacob Kohnstamm, voorzitter van de RTE. „Wij zien dan ook een zeer zorgvuldige uitvoering van euthanasie. De uit de extra controle voortvloeiende normstelling levert daar een bijdrage aan.”
In 2018 was er veel discussie over euthanasie bij dementie en van patiënten met een psychiatrische aandoening. Deze aandoeningen vormen 1 procent van de aanleidingen voor een euthanasieverzoek, blijkt verder uit het jaarverslag.