Column: We hebben techniek nodig om te overleven
Ruim een week geleden stapte ik het gebouw in waar ik werk en plotseling viel het licht uit. De branddeuren vielen voor mijn neus dicht. Er was een stroomstoring. Het viel mij en mijn collega’s op hoe oorverdovend stil het ineens was, zonder zoemende machines.
Uit een vastgeraakte lift hoorden we een stem klinken. Gelukkig was er snel een technicus met een sleuteltje waarmee de deur handmatig geopend kon worden. Zo kon de gevangene uit zijn benarde positie bevrijd worden. Hij moest wel wat acrobatische toeren uitvoeren want de lift was tussen twee verdiepingen in gestopt.
Al snel realiseerden we ons dat we niet veel konden beginnen. De computers waren nergens toe te bewegen. We konden zelfs geen koffie krijgen, omdat de automaat het uiteraard ook niet deed.
We werden er hard mee geconfronteerd hoe afhankelijk we zijn van technologie. Pas na een halfuur ging het licht weer aan, om kort daarna weer uit te vallen. Na nog een halfuur ging het opnieuw aan, om verder niet meer uit te gaan. Maar we kregen bericht dat de laboratoria uit veiligheidsoverwegingen de eerstvolgende twee uur nog niet betreden mochten worden.
Is die afhankelijkheid van de techniek speciaal iets van onze tijd? Nee, bepaald niet, hoewel die gedachte begrijpelijk is, gezien de vele apparaten en machines om ons heen. Mensen hebben altijd technische hulpmiddelen gemaakt, aanvankelijk vooral om te overleven. Mensen zijn zonder techniek overgeleverd aan de elementen. Ze hebben, in tegenstelling tot dieren, een lichaam dat hen nauwelijks beschermt. Wij hebben geen vacht, zoals de meeste dieren. Een dier staat kort na de geboorte al op eigen benen, omdat het moet kunnen meelopen met moeder. Wij doen er maanden over om eindelijk een beetje te kunnen strompelen. De Duitse filosoof Arnold Gehlen noemde de mens daarom een ”Mangelwesen”, een ”gebrekkig wezen”.
De eerste beschermende bedekking kreeg de mens meteen na de zondeval nog rechtstreeks van God, maar daarna moest hij zelf kleding maken. Vervolgens ontwikkelde de mens middelen om zich, weerloos als hij van zichzelf was, te beschermen tegen wilde dieren, evenals voorwerpen voor overlevingsdoelen.
Zelfs in de baarmoeder is het voor een kind niet altijd veilig. Daarom werden recent onderzoeken bekendgemaakt naar de mogelijkheid om kinderen, als ze geboren dreigen te worden zonder volledig ontwikkeld te zijn, het laatste deel van hun prenatale tijd te laten doorbrengen in een kunstmatige baarmoeder. Dank aan mijn jongste dochter, die het nieuws doorgaf. Het had haar belangstelling omdat zij net zelf een kindje gekregen had waarvan (ten onrechte gelukkig) gevreesd werd dat het de veertig weken niet veilig vol kon maken in de baarmoeder.
Ooit is dit anders geweest. In de hof kon de mens veilig verkeren zonder kleding of wapens of wat voor middelen om te overleven ook. Hij hoefde alleen middelen te maken waarmee hij voor de hof kon zorgen, om die nog mooier te maken.
Dat wij technologie hebben moeten ontwikkelen om ons tegen ziekte en andere gevaren te beschermen, is te wijten aan de zondeval. Het is een zegen dat de Heere ons na die val het verstand en de creativiteit niet ontnomen heeft, zodat wij die technologie konden en kunnen ontwikkelen. Dankbaarheid daarvoor leer je als je ’s morgens je werkplek betreedt en alle technologie het laat afweten.
Eenmaal komt de dag dat die overlevingsnoodzaak voor technologie weer verdwijnt. We dragen dan wel witte klederen, maar niet om ons tegen weer en wind te beschermen, zodat we geen ziekte oplopen. Of en hoe wij op de nieuwe aarde nog technologie zullen ontwikkelen, weet ik niet. Wel geloof ik dat die technologie niet meer geplaagd zal worden door stroomuitval.
Een beetje reflecteren over die nieuwe situatie maakt ons er al gauw van bewust hoe lastig wij ons een voorstelling kunnen maken van hoe dat zal zijn. Wij weten niet anders dan dat alles gebrekkig is. Het doet verlangen naar het radicaal nieuwe dat Christus met Zijn wederkomst zal brengen. Zo maar een adventsgedachte, gewekt door een dichtvallende branddeur.
De auteur is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft.