Willeke Dost-speurder opgepakt om opruiing
De politie heeft amateurspeurder Jan Huzen aangehouden, de man die op eigen houtje de vermissing van Willeke Dost onderzoekt. Hij wordt verdacht van opruiing. Na verhoor is Huzen dinsdagavond weer vrijgelaten. De officier van justitie beslist wat er met deze zaak gaat gebeuren, aldus de politie Drenthe.
De destijds 15-jarige Willeke verdween in 1992 spoorloos. Omdat de zaak nooit is opgehelderd, begon Huzen zelf een onderzoek. Via Facebook had de man laten weten dat hij met een groep medestanders wilde gaan graven bij de boerderij in het Drentse Koekange, waar het meisje bij een pleeggezin woonde. De politie had Huzen eerder gemaand te stoppen met dit soort oproepen. Het perceel is particulier eigendom, betreden zonder toestemming is strafbaar.
„De maat is nu vol”, aldus de politie. Hulp is welkom, maar „dat moet wel constructief gebeuren en dat betekent dat mensen zich aan de regels moeten houden”.
„Het duurt maar en duurt maar”, motiveert Huzen zijn oproep. „Mensen uit de achterban vragen mij voortdurend hoe het ervoor staat. Op een gegeven moment moet er iets gebeuren”, zei hij voor zijn aanhouding. Er hadden zich 350 mensen gemeld om te helpen graven. Hij had gehoopt dat justitie hierdoor zelf tot een nieuwe zoekactie zou beslissen.
Volgens Huzen heeft onderzoek met speurhonden en een zogeheten grondradar eind vorig jaar voldoende aanwijzingen opgeleverd. De politie zag dat anders en constateerde dat aangetroffen ‘verstoringen’ in de grond niets bijzonders waren. Een coldcaseteam blijft zich bezighouden met de zaak, maar er komt geen nader onderzoek op het terrein, meldde de politie in februari.
Stichting Signi Zoekhonden, betrokken bij de vorige zoekactie, zou graag terugkeren naar Koekange. „Drie honden sloegen aan op het terrein”, zegt Janette Kruit van de stichting. De honden zijn speciaal getraind op het vinden van vermisten. „Ze kunnen een keer mis zitten, maar we krijgen helaas niet de gelegenheid het goed aan te pakken”, zegt Kruit. „Hoe langer een lichaam in de grond zit, des te groter de olievlek qua geur. Dat maakt het moeilijk. Normaal zoeken we vijf of zes keer in alle rust.”