Nederlandse consument gooit jaarlijks 41 kilo voedsel weg. Zonde. Letterlijk.
Een rij vrachtwagens van Nederland naar Spanje en weer terug. Als die allemaal worden volgeladen met levensmiddelen, dan hebben we een beeld van de totale hoeveelheid voedsel dat jaarlijks in Nederland wordt weggegooid. Een derde van al het geproduceerde voedsel in ons land belandt uiteindelijk in de afvalbak, berichtte actualiteitenprogramma Nieuwsuur recent. Grootste verspiller blijkt de consument te zijn. Die neemt maar liefst 42 procent voor zijn rekening. Gemiddeld gooit deze jaarlijks 41 kilo aan eten weg. Supermarkten en andere instellingen zijn verantwoordelijk voor de rest van de dumping. Door de hele keten heen gaat ongeveer 5 miljoen kilo voedsel per dag verloren.
Op wereldschaal bekeken is het plaatje niet veel beter. Volgens de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) wordt een derde van al het eten wereldwijd nooit geconsumeerd. Jaarlijks gaat het om ongeveer 1,3 miljard ton voedsel. De marktwaarde daarvan bedraagt tussen de 700 en 800 miljard euro, becijferde NRC Handelsblad vorig jaar. Een duizelingwekkend bedrag. Bij benadering het bruto binnenlands product van Nederland.
Qua verspilling is overigens een groot verschil te bespeuren tussen werelddelen. In rijke landen zijn het vooral de consumenten die voedsel in de vuinisbak deponeren. In de Derde Wereld ligt dat anders. Met name een zwakke infrastructuur en slechte landbouwmethodes zorgen er daar voor dat veel van het voedsel niet terechtkomt bij de consument.
Maar laten we ons beperken tot Nederland. In de keuken thuis verdwijnt dus per persoon jaarlijks gemiddeld 41 kilo eten in de vuilnisbak. Kort na de Tweede Wereldoorlog had niemand dit durven voorspellen. In deze donkere periode leden veel landgenoten gebrek. Aan ouderen die de oorlog nog bewust hebben meegemaakt, is vaak te merken dat ze zorgvuldig met voedsel omgaan. Ze zijn daarin een voorbeeld voor anderen.
Jongere mensen die weten wat honger is, zijn momenteel alleen te vinden onder groepen die als vluchteling ons land binnenkwamen. Recent had ik een bijzonder gesprek met een Koerdische man die al meer dan 25 jaar in Nederland woont en werkt. Als kind was hij met zijn ouders en een grote groep dorpsgenoten in 1991 gevlucht uit Irak. Uit vrees voor de wraak van de toenmalige dictator Saddam Hoessein. Dagenlang zwierf hij zonder voedsel door de bergen, om uiteindelijk in Iran aan te komen. Groot was de blijdschap toen een konvooi van het Rode Kruis arriveerde. Maar vanwege de beperkte hoeveelheid voedsel mochten alleen verzwakte kinderen er wat van nemen. „Ik zal nooit vergeten hoe de volwassenen me aanstaarden toen ik een stuk brood kreeg terwijl ook zij bijna gek werden van de honger”, vertelde hij. „Je zult begrijpen hoe verontwaardigd ik word als ik mensen hier in Nederland slordig zie omgaan met levensmiddelen.”
Mensen als deze Koerdische man houden ons als samenleving een spiegel voor.
Gelukkig komen er goede initiatieven van de grond. Zo vestigen steeds meer winkels speciaal de aandacht op de afgeprijsde verse waren die dicht op de uiterste houdbaarheidsdatum zitten. Sommige gebruiken daarbij een label met het opschrift: ”Weggooien is zonde”. De spijker op zijn kop. Woorden met een Bijbelse strekking.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.