Reken je niet rijk met windenergie
Omdat grootschalige opslag van elektriciteit nog ver weg is, maakt windenergie geen enkele klassieke centrale overbodig.
Met het artikel ”Wind en zon gaan grote rol spelen in stroomvoorziening” (RD 18-3) reageert Jasper Vis op het artikel ”Voor zon en wind geen hoofdrol in Nederland” (RD 1-3) van Guus Berkhout en Kees de Groot. Vis stelt dat deze auteurs te pessimistisch zijn over windenergie en zich baseren op verouderde gegevens.
In mijn ogen is Vis te optimistisch over de toekomst en geven de cijfers die hij hanteert een te rooskleurig beeld van de mogelijkheden van windenergie.
Productiviteitsverlies
Vis steekt de loftrompet over het groter worden van toekomstige windturbines, maar dit neemt niet weg dat ook voor een grote molen geldt: geen wind = geen stroom. Het gevolg van deze ijzeren wet is dat windenergie geen enkele klassieke centrale overbodig maakt, want grootschalige opslag van elektriciteit is nog ver weg.
De windindustrie droomt van de productie van groene waterstof, maar dat betekent dat er naast de klassieke centrales en de windturbines een extra productielijn gebouwd moet worden voor hetzelfde product, namelijk elektriciteit met leveringszekerheid.
Verder is de levensduur van windturbines erg afhankelijk van de mate van onderhoud. Grote turbines zijn hier gevoeliger voor dan kleine.
Na uitvoerig onderzoek wordt algemeen een productieafname van 1,6 procent per jaar aangehouden. Dit is inderdaad veel minder dan de afname genoemd in het artikel van Berkhout en de Groot, maar productiviteitsverlies bij windturbines is geen verwaarloosbare factor.
Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) berekende dat de onderhoudskosten voor windturbines op zee 3,3 eurocent per geproduceerde kWh bedragen, zo blijkt uit een ECN-rapport. Ook hier moet Vis zich niet rijk rekenen. De ervaring zal ons leren of en hoeveel onderhoudskosten naar beneden bijgesteld kunnen worden. Een factor 2 zou al heel mooi zijn.
Vis citeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat stelt dat 2 procent van de windstroom niet gebruikt kan worden. Let wel, het aandeel wind in de stroomvoorziening moet in 2030 tot boven de 50 procent zijn gestegen. Praktijkstudies hebben aangetoond dat bij een dergelijke windbijdrage 30 procent niet ingepast kan worden.
Profieleffect
De pieken en dalen van windstroom en de vraag naar elektriciteit vallen niet samen. Hetzelfde Planbureau heeft hier al in 2013 de naam profieleffect aan gegeven. Het profieleffect houdt in dat de gemiddelde verkoopprijs van windstroom 30 procent lager zal zijn dan de gemiddelde stroomprijs. Daarbij moeten netbeheerders reservecapaciteit achter de hand houden om de grillen van windstroom op te vangen. Dit zijn onbalanskosten.
Bij een gemiddelde stroomprijs van 5 cent per kWh is de opbrengst van wind op zee (en op land) 3,5 cent per kWh. Na aftrek van de onderhoudskosten (1,6 cent), transportkosten (1 cent) en onbalanskosten (1 cent) blijft hier niets van over. Leven de exploitanten van de wind zonder subsidie?
Ik ben het eens met Berkhout en De Groot dat het enige werkbare alternatief voor onze elektriciteitsvoorziening het vervangen van kolen- en gascentrales door moderne kerncentrales is.
De auteur is natuurkundige en adviseerde onlangs het ministerie van Economische Zaken over windenergie.