Kerk & religie

Oomius had oog voor pastoraat en academie

Simon Oomius (1630-1706) schreef tientallen boeken. Zijn collega’s keken met jaloezie naar de Kamper predikant. Zelfs toen hij een oogziekte kreeg, pakte Oomius zijn pen. Zijn werken blijken ook in 2019 uiterst actueel.

René Heij
25 March 2019 15:16Gewijzigd op 16 November 2020 15:37
Prof. dr. Frank van der Pol schreef over het geestelijk leiderschap van Simon Oomius, „een piëtist met een heel open blik.” beeld Wim van Vossen
Prof. dr. Frank van der Pol schreef over het geestelijk leiderschap van Simon Oomius, „een piëtist met een heel open blik.” beeld Wim van Vossen

De omgeving van de studeerkamer van Van der Pol in Ouddorp ademt rust. Mussen en koolmezen vliegen af en aan naar de vetbollen en pindanetjes voor het grote raam. Door de zuidwestenwind is de zilte zeelucht buiten te ruiken. Het is er goed toeven, vindt prof. Van der Pol. „’s Avonds zie je het licht van de vuurtoren over het dorp gaan. En je kunt de branding hier horen.” Al blijkt de emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis er nu wel een stuk langer over te doen om de Theologische Universiteit Kampen (TUK) te bereiken dan vanuit zijn vorige woonplaats, Hattem. „Je bent hiervandaan met het ov sneller in Engeland dan in Kampen.”

De hoogleraar leest graag. Een goed boek vindt hij een betere tijdsbesteding dan het avond aan avond gaan zitten „gapen” naar de televisie. „Dat ding ging onlangs voor het eerst in vijf weken weer een keer aan.” Toch staan er maar twee boekenkasten in de kamer, naast elkaar tegen dezelfde muur. „Dat zijn Bijbelcommentaren en boeken waar ik nog weleens wat mee wil doen. De rest heb ik boven neergezet.”

Op tafel ligt het boek ”De vliegende bij op zoek naar honing”, over Oomius. „Ik heb het niet voor niets zo genoemd”, licht prof. Van der Pol toe. De titel van het boek over het geestelijk leiderschap van Oomius is ontleend aan een zin waarmee de nadere reformator zichzelf typeerde in zijn autobiografie. „Een bij is actief. De honing die hij zoekt, symboliseert alles wat waardevol is. Oomius zocht kritisch in heidense, theologische en filosofische bronnen naar de waarheid. Want de waarheid kan daarin staan, door wie dan ook geschreven. De toetssteen die hij gebruikte, was de Heilige Schrift. Daardoor moest die waardevolle informatie gezeefd worden.”

Oomius zag zichzelf als een vliegende bij. Hoe ziet u hem?

„Oomius was een piëtist met een heel open blik. Als predikant toonde hij zich pastoraal zeer betrokken. Als academicus was hij theologisch en filosofisch gevormd. Hij bestudeerde de opkomende filosofie van de Fransman Descartes, maar ook werken van kerkvader Augustinus en de middeleeuwse monnik Beda. Zelfs in de donkere middeleeuwen wist Oomius lichtpuntjes te vinden.”

Was hij vooral herder of leraar?

„Hij was beide. Het pastoraat kreeg op de kansel verbreding. Hij vond dat erg belangrijk. In de liturgie kwam namelijk de man of vrouw die de hele week druk geweest was met werk en gezin ineens voor het aangezicht van God te staan. Oomius schreef ook veertig boeken. Die productie maakte menig collega jaloers. In wat hij schreef, komt de betrokkenheid op zijn gemeenteleden naar voren. Hij spreekt ergens heel intiem over „mijn Kampenaren.” Zijn collega’s gaven toe dat Oomius veel gebedsgaven had. Na zijn gebed op een synodevergadering kreeg hij daar reactie op.”

Waarover schreef Oomius zoal?

„Hij behandelde uiteenlopende onderwerpen. De omgang met God staat centraal in de ”Institutiones theologiae practicae”, zijn driedelige handboek van 2000 bladzijden. Daarin schrijft hij ook over de Schrift- en de godsleer. Hij schrijft daarnaast over de ziekentroost, het leven van christelijke bejaarden, suïcide en de professie van een predikant.”

De Nederlandse samenleving vergrijst en suïcide is onder bepaalde leeftijdsgroepen doodsoorzaak nummer een. Hoe bijzonder is het dat Oomius deze onderwerpen al in de zeventiende eeuw in verschillende werken aan de orde stelt?

„Daarin is hij uniek. Het werk over suïcide is de eerste christelijke verhandeling over dat onderwerp in het Nederlandse taalgebied.”

Oomius schrijft ook over stervenskunst. Wat bedoelt hij daarmee?

„Stervenskunst is levenskunst. Wie leeft bij God, leeft niet bij Fortuna of bij het ongeluk. Diegene wordt door de Vaderhand gedragen. Oomius wijst het vaste ankerpunt aan, te midden van veel afbraak. Hij zag ze lopen in Kampen: mensen die de toevlucht namen tot het alcoholisme en het nihilisme. Maar zelfs in de complete afbraak zit volgens hem iets van de werkelijkheid van God. Hij wil, ook in het boek over suïcide, laten zien dat het leven zinvol is en dat de christen met de wind in de zeilen naar de goede rede, de goede aanlegplaats, gaat.”

Onder uw collega’s wordt wel gesteld dat Oomius deze visie ontwikkelde als een compilator, een samensteller die zomaar van alles uit verschillende bronnen overnam.

„Dat is mijns inziens onterecht. Ik toon juist aan dat Oomius zijn visie op gerontologie, de wetenschap van het ouder worden, ontwikkelt nadat hij verschillende informatiebronnen bewust heeft geselecteerd en die kritisch heeft bevraagd. Een daarvan is zelfs een werk van de Romeinse filosoof Cicero.”

Een ander hedendaags actueel thema waarover Oomius schreef, is de islam. Hoe stond hij tegenover die godsdienst?

„Hij zag de islam als een valse godsdienst. Hij vond wel dat christenen met moslims in gesprek moeten gaan. Nederland handelde met de mensen in de Levant, zoals het Midden-Oosten toen genoemd werd, maar dat bracht volgens Oomius wel de plicht met zich mee om met die mensen over het geloof te spreken. Om dat te kunnen, moet je de islam kennen. Hij wilde zelfs dat er geld vrijkwam om studenten het Arabisch te leren, zodat ze in de taal van de moslims konden disputeren en gereformeerde injecties in de gesprekken konden inbrengen, bijvoorbeeld uit de Institutie van Calvijn of uit de Heidelbergse Catechismus. De moslims kunnen volgens Oomius namelijk ook niet om de bekering heen. Ieder mens moet bekeerd worden en er is er maar Eén de Weg, de Waarheid en het Leven.”

Wat kunnen christenen daar anno 2019 van leren?

„Vandaag de dag is de maatschappelijke context uiteraard heel anders dan in de tijd van Oomius. De christenheid, zelfs als je dat begrip breed trekt, bevindt zich in Europa in de marge, terwijl de islam in opmars is. Oomius laat zien dat je de islam serieus moet nemen. Daarom moeten christenen er kennis van nemen wat die godsdienst inhoudt. Maar Oomius haalt de scherpe kantjes er niet van af. Niet alles moet worden gedialogiseerd; christenen hebben een speciale inbreng met de oproep tot bekering.

Tegelijkertijd houdt de islam christenen een spiegel voor. Oprechte moslims kunnen soms feilloos aantonen waar de corruptie en de decadentie in het gedrag van christenen zit. Dat gedrag kan een blokkering zijn in het spreken over bekering. Daarom moet de islam christenen leren dat ze moeten letten op hun eigen leer en leven. Je moet je woorden niet tegenspreken door je gedrag, vond Oomius.”

Het gesprek met moslims is één ding. Het gesprek met andere groepen in de cultuur is iets anders.

„De omgang met levensbeschouwelijke pluraliteit is een pijnlijk leerproces. Je ziet dat bijvoorbeeld de SGP haar gedachtegoed wil laten aansluiten op de tijd. Het is mijns inziens terecht dat die partij haar ideeën contextualiseert. Ze zal wel moeten, want het denken over theocratie in de samenleving is een achterhoedediscussie geworden. Al vertrouw ik op de ‘relimarkt’, om het zo maar te zeggen, meer op de kracht van de Heilige Geest en het Woord van God.

In de kerk en op de universiteit zie ik dat men het theologisch denken in rapport wil brengen met de tijd. Maar dat moet niet leiden tot toegeeflijkheid aan de cultuur in de theologie. Daaraan toegeven, dat deed Oomius niet. Zeker, hij kende het denken van Descartes en hij schreef tegen de later afgezette predikant Balthasar Bekker. Maar hij waarschuwde ook voor het gevaar van een hermeneutiek die zich laat leiden vanuit culturele impulsen.”

Laat u na de publicatie van dit boek Oomius achter zich en gaat u genieten van de rust in Ouddorp?

„Dat het boek nu gepubliceerd is, geeft mij rust. Maar het onderzoek gaat door. Ik begeleid twee promotietrajecten die te maken hebben met Oomius. Het ene gaat over zijn politieke traktaten, het andere over zijn Augustinusreceptie. Een Koreaanse student verricht dat laatste onderzoek. Hij heeft daarvoor speciaal colleges Latijn en zeventiende-eeuws Nederlands gevolgd.”

”Vliegende bij” Simon Oomius (1630-1706)

Simon Oomius, die zichzelf typeerde als ”vliegende bij”, wordt in 1630 geboren in Heenvliet. Hij begint in 1647 te studeren in Leiden, waarna hij zich twee jaar later inschrijft in Utrecht. Daar krijgt hij college van onder anderen Gisbertus Voetius en Johannes Hoornbeeck.

Na zijn kerkelijk examen wordt Oomius predikant in Purmerland (bij Purmerend). In 1674 promoveert hij in Harderwijk tot doctor in de theologie, nadat hij in de zomer van dat jaar enkele maanden legerpredikant is geweest en als zodanig de slag bij Seneffe (Henegouwen) heeft meegemaakt.

Op 20 januari 1678 verbindt Oomius zich als predikant aan de gemeente van Kampen, de plaats waar hij tot zijn overlijden op 25 november 1706 woonachtig en werkzaam blijft.

De vliegende bij op zoek naar honing. Geestelijk leiderschap van Simon Oomius; Frank van der Pol; uitg. Brevier; 224 blz.; € 24,95.

Prof. dr. Frank van der Pol

Prof. dr. Frank van der Pol wordt op 15 augustus 1950 geboren in Rotterdam. Hij groeit op in een gezin dat behoort tot de Gereformeerde Gemeenten. Hij volgt de pabo aan De Driestar in Gouda en studeert vervolgens theologie in Utrecht. Na het eerste studiejaar zet hij zijn opleiding voort aan de toenmalige Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV), in Kampen, het kerkverband waarvan hij ook lid wordt.

In 1981 wordt Van der Pol predikant in de gkv te Kralingseveer-Krimpen aan den IJssel en van 1985 tot en met 1988 dient hij de gkv in Hattem. In dat laatste jaar wordt hij benoemd tot universitair docent aan de Theologische Universiteit Kampen (TUK), de voormalige hogeschool.

Prof. Van der Pol promoveert in 1990 op de reformatie in Kampen. Van 1991 tot aan zijn emeritaat in 2015 is hij hoogleraar oudere kerkgeschiedenis en symboliek aan de TUK.

Na zijn emeritaat verhuist prof. Van der Pol met zijn vrouw vanuit Hattem naar Ouddorp. Het echtpaar heeft zeven kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer