„Een kerk waar geen plaats is voor jongeren is óók verkeerd”
„Het respect voor de wijsheid van ouderen ontbreekt”, constateerde prof. dr. ir. E. Schuurman zaterdag in deze krant. En volgens hem is dat niet alleen op politiek, maar ook op kerkelijk terrein het geval. Herkennen anderen het door hem geschetste beeld? Een kleine belronde.
„Je ziet ouders zwichten voor de argumenten van hun kinderen”, signaleerde de ChristenUnie-senator. „Bijna altijd is het raak en komen ouders zelf aandragen met de argumenten van hun kinderen. Eén keer per zondag naar de kerk in plaats van twee keer. De kinderen volgen hun ouders niet meer, het gaat tegenwoordig precies andersom.”
Schuurmans uitspraken waren een reactie op eerdere uitlatingen van oud-minister Peper in de Volkskrant. Volgens de voormalige burgemeester van Rotterdam is er sprake van een volledig doorgeslagen jongerencultus in politiek en samenleving.
Maken ook in de kerk jongeren tegenwoordig de dienst uit? Vier reacties.
Prof. dr. A. Th. van Deursen, emeritus hoogleraar nieuwe geschiedenis aan de VU te Amsterdam: „Het hangt af van het waarnemingspunt. In de Nederlands Gereformeerde Kerken is deze tendens duidelijk waarneembaar. In bevindelijk gereformeerde kringen zal de invloed van jongeren minder zijn en de roep om vernieuwing door de jeugd minder gehoord worden. Overigens zijn wijzigingen op zich niet verkeerd. Wel is het belangrijk om in de gaten te houden dat de inhoud van de boodschap hetzelfde blijft. Het blijkt dat verregaande uiterlijke veranderingen de inhoud ook gemakkelijk kunnen wijzigingen. Het is een kunst om tussen verstarring en vernieuwing een weg te zoeken. Ouderen zullen eerder blijven vasthouden aan het traditionele. We moeten echter oppassen dat de invulling van de eredienst geen formule wordt. Het gaat om de boodschap en de beleving daarvan. Een gesprek daarover met de jongeren mogen we niet uit de weg gaan. Wel moeten we oppassen dat we niet klakkeloos dingen gaan invoeren omdat de huidige zaken de jeugd niet aanspreken. Voor wijzigingen moeten goede redenen zijn. Het is niet zo dat de jongeren vanwege hun hogere opleidingsniveau het altijd bij het rechte eind hebben. Prof. Waterink schreef in de jaren ’30 al dat „een moderne student soms minder weet van de Schrift dan een eenvoudige dorpscatechisant.””
Ds. W. Dekker, toerustingspredikant bij de Hervormde Bond voor Inwendige Zending op gereformeerde grondslag (IZB): „In het ene kerkelijke milieu speelt dit meer dan in het andere. Jongeren zijn wel anders dan vroeger. Daar hebben we met elkaar voor gezorgd. Van kinds af aan wordt nadruk gelegd op het individu. Op school wordt gevraagd naar de persoonlijke mening en persoonlijke gevoelens. Subjectiviteit, mondigheid en individualiteit zijn kernbegrippen van onze tijd. Het is dus geen wonder dat jongeren kritisch zijn. Maar wanneer er een goede band is met de ouders, zullen ze in al hun kritiek toch niet graag het contact met wat hun ouders ten diepste beweegt verliezen. Maar wat beweegt de ouders ten diepste? De geloofscrisis van deze tijd is niet iets van de jeugd, maar veeleer van de ouderen. Wanneer jongeren kritiek hebben op de kerkdiensten, krijgen ze van hun ouders niet altijd een inhoudelijk diepe verantwoording te horen. Soms wakkert hun kritiek latente gevoelens van onbehagen bij hun ouders aan. Soms gebruiken ouders zelfs de kritiek van hun kinderen om zelf hun kritiek te spuien. Niet alle kritiek is ten onrechte. Staan we samen in een levende traditie van geloven en beleven waar het in het Evangelie om gaat? Dat is de vraag. Wanneer dat niet zo is, wordt gezocht naar vernieuwingen, waarvan nog maar moet blijken of die op den duur werkelijk tot een verrijking van het geloof leiden. Jongeren moet ruimte gegeven worden in een bepaalde leeftijdsfase te experimenteren. Eigentijdse muziek en opwekkingsliederen kunnen dan soms ook een nuttige rol vervullen. Wanneer ouderen daar om vragen is er meer aan de hand. Doorleven zij dan nog zo weinig de rijkdom van onze eigen traditie? Jongeren die tegen deze traditie aanduwen, moeten voelen dat er iets achter zit en dat ze er niet zomaar doorheen kunnen prikken. Als ze voelen dat er iets achter zit, zullen ze op oudere leeftijd ook zelf de rijkdom ervan kunnen ontdekken.”
Ds. A. van Voorden, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland te Uddel-De Beek: „Het zou de waarheid niet zijn als ik ontken dat er ook onder ons ouders zijn die de grip op de jeugd kwijtraken. Alleen vraag ik me af of je het zo sterk moet zeggen. Ten diepste ligt het aan onze boze aard. Ik zie er geen heil in om de jongeren in alles hun zin te geven. Het is de waarheid die jong en oud bindt. Een predikant moet proberen het geweten van de mens te raken. En hij heeft gezag vanuit het Woord van God. Dat gebeurt niet met eigentijdse middelen. Bij ons speelt ook wel eens de vraag om een jeugdvereniging. Je moet dan een gesprek aangaan met de jongeren. Ik wijs er dan altijd op dat er door middel van catechisaties al veel voor de jeugd gedaan wordt. Ook worden er in sommige gemeenten wel bijeenkomsten belegd op zaterdagavond. Het jonge mensenhart ziet altijd wat begeerlijks in de verte. Dat is altijd al zo geweest. David bad al: „Gedenk de zonde mijner jonkheid niet.” En ook ds. Van Reenen schreef al eens aan het begin van de vorige eeuw dat als we zien op de tijdgeest het een wonder is dat jongeren zonder kleerscheuren door de wereld zullen komen. Het is onze taak om de jongeren daarvoor te behoeden en hen goed voor te gaan. We moeten ze aanspreken, waarschuwen en vermanen. De jongeren die zich uiteindelijk na worstelingen het kerkelijke eigen maken, zijn vaak het standvastigst.”
Laurens Kroon, jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG): „Ik herken het niet echt dat jongeren dominant zijn. Wat je wel ziet, is dat de gezagsverhoudingen veranderen. Ouders moeten hun standpunten beter uitleggen en beargumenteren. Motivatie vinden jongeren belangrijk. Als ouderen naast jongeren gaan zitten en een eerlijk gesprek voeren, accepteren jongeren heus gezag, zeker als dit bijbels gegrond is. Ons kerkverband is meer een kerkgenootschap waarin ouderen de leiding hebben. Meer aandacht voor jongeren is echter niet verkeerd. Daar zijn wij als Jeugdbond ook voor. Ze moeten hun vragen kwijt kunnen. De ruimte daarvoor neemt toe. Dat zie je bijvoorbeeld op catechisatie. Het is in de meeste gevallen niet meer eenrichtingsverkeer. Ik heb ook niet het idee dat de jongeren echt behoefte hebben aan bijvoorbeeld liturgische vernieuwingen. Ze hebben liever een luisterend oor en een aansprekende preek. Voor wijzigingen in de liturgie zijn wij sowieso huiverig. Je moet dit alles trouwens ook zien in de ontwikkeling van kind naar de volwassenheid. Ik heb vroeger ook idealen gehad waar je later van terugkomt. Je denkt op zo’n moment erg zwart-wit. Het bestaande is saai en oubollig. Jouw ideeën staan daar haaks op. Voor mensen die met jongeren werken, is het een taak om hen in hun belevingswereld serieus te nemen, maar daarnaast hun verhaal op de juiste waarde te schatten. Soms moet je de ’onderhandeling’ aangaan om te komen tot realistische en aanvaardbare compromissen. Een kerkverband waar jongeren dé dienst uit maken is niet goed, aan de andere kant is een kerk waar geen plaats is voor jongeren ook verkeerd.”