Binnenland

Juristen over het vrijlaten van Gökmen T.

Gökmen T. loste in 2013 schoten in een woonwijk, pleegde later minstens één diefstal en inbraak en is ook nog eens verdachte in een lopende verkrachtingszaak. Hoe is het mogelijk dat deze man op vrije voeten was?

21 March 2019 10:38Gewijzigd op 16 November 2020 15:35
Speciale eenheden van de politie in actie afgelopen maandag in Utrecht. beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen
Speciale eenheden van de politie in actie afgelopen maandag in Utrecht. beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen

T., de man die maandag dood en verderf zaaide in Utrecht, wordt verdacht van een verkrachting in juli 2017. Dat blijkt uit een uitvoerig feitenrelaas van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat dinsdag verscheen op rechtspraak.nl. Het inkijkje in het strafrechtelijke verleden van T. leert dat hij vanwege de verkrachting van 25 augustus tot 21 september 2017 heeft vastgezeten. In afwachting van de behandeling van zijn zaak werd hij onder voorwaarden vrijgelaten, maar vanwege het schenden van de afgesproken voorwaarden zat hij per 4 januari 2019 weer achter slot en grendel.

Op 1 maart mocht T. opnieuw naar huis nadat hij uitdrukkelijk had verklaard mee te zullen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek en een rapportage van de reclassering. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, de verdediging en het OM waren het allen eens over de juistheid van de beslissing.

Totalitaire samenleving

Voor veel burgers is een dergelijk besluit moeilijk te verteren, erkent strafrechtdeskundige Sven Brinkhoff (Open Universiteit). Maar rechters moesten bepalen of het veilig genoeg was om hem vrij te laten en konden niet voorzien dat hij maandag in een tram zou gaan schieten.

Brinkhoff begrijpt de wens om de maatschappij te beschermen tegen gevaarlijke figuren, maar met het strafrecht in de hand alle risico’s uitbannen is volgens hem onmogelijk. „We moeten dat ook niet willen, want dan komen we in een totalitaire samenleving terecht.”

Het uitgangspunt in Nederland en EU-landen is dat verdachten hun proces vaak in vrijheid mogen afwachten, legt de strafrechtdeskundige uit. „Tenzij iemand een zwaar feit heeft gepleegd of als de kans op herhaling groot is.” Brinkhoff kan zich voorstellen dat een rechter –gezien het strafrechtelijke verleden van T.– had besloten om hem níét vrij te laten. Maar hij vindt het te gemakkelijk om achteraf de rechter zijn genomen beslissing te verwijten. Van belang is volgens hem dat ook verdediging en OM het besluit van het hof steunden.

Een aanslag zoals maandag in Utrecht had niet voorkomen kunnen worden als T. op 1 maart niet was vrijgelaten, denkt Brinkhoff. „Gemakshalve ga ik ervan uit dat terrorisme zijn motief was. Kennelijk was hij daarvoor niet in beeld bij politie en inlichtingendiensten, want anders hadden ze hem niet laten gaan. Als T. zijn daad al langer vast van plan was, had hij die ook kunnen plegen na het uitzitten van zijn straf.”

Een stuk kritischer over het vrijlaten van T. is strafrechtadvocaat Jeroen Michels. Hij zegt het dossier van T. niet goed te kennen, maar vindt dat het feitenrelaas van de rechtbank veel vragen oproept. Michels noemt het merkwaardig dat de man zijn zaak in vrijheid mocht afwachten. „Verkrachting is een twaalfjaarsfeit, een ernstig vergrijp waarvoor iemand twaalf jaar cel kan krijgen. Iemand wordt dan doorgaans alleen tussentijds vrijgelaten als daarvoor bijzondere, zwaarwegende omstandigheden zijn, zoals bijvoorbeeld een opname in een kliniek. Helaas zwijgt het feitenrelaas over de omstandigheden waardoor de raadsheer zich liet leiden.”

Ook over de aard van de verkrachting had opheldering gegeven moeten worden, vindt de jurist. „Verkrachting is er in allerlei soorten en maten, ook tongzoenen valt hieronder. Als daarvan sprake was geweest, is een genomen besluit van een rechter veel beter te volgen.”

Verder legt Michels de vinger bij de uitdrukkelijke verklaring van de verdachte om mee te werken. „Waarom geloofde het hof T. op zijn blauwe ogen, terwijl hij eerder niet meewerkte? Het is ook merkwaardig om tegen een verdachte te zeggen dat hij wordt losgelaten als hij meewerkt. Ik probeer dat ook weleens voor een cliënt, maar een rechter gaat daar vrijwel nooit in mee. „We doen niet aan koehandel”, is dan zo’n beetje het gebruikelijke antwoord. Kortom, het verbaast me nog steeds dat T. begin maart is losgelaten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer