Met ijver
1 Thessalonicenzen 5:17
„Bidt zonder ophouden.”
Weest voortdurend in het gebed. Wij moeten niet vertragen in goeddoen, niet verflauwen in het bidden, want wij zullen maaien als wij niet verslappen. Het is hetzelfde als (1 Thessalonicenzen 5:17): „Bidt zonder ophouden.” Het moet onze dagelijkse bezigheid zijn, ons morgen-, ons middag- en ons avondoffer: dan bidden wij, naar de taal der Schrift, altijd.
Wij moeten erop aandringen, en wel voortdurend, dat is: wij moeten met ijver, vurigheid en aandrang bidden. Wij moesten in het gebed met een vurige geest onszelf als het ware in Gods schoot komen ontlasten, en naarstig op Zijn antwoord wachten. Velen komen tot de poort des hemels zoals kinderen die voor iemands deur lopen te spelen. Misschien kloppen zij weleens aan de deur en lopen onmiddellijk weer weg. Zij bekommeren er zich niet om of die opengaat of niet. Wij moeten bidden totdat wij ontvangen, zoeken totdat wij vinden, kloppen totdat ons opengedaan wordt, volharden in het gebed.
Deze tekst heb ik uitgekozen alleen om als grondslag te dienen voor wat ik over het gebed wil verhandelen. Daarom zal ik mijn aandacht niet verder aan de bijzonderheden van de tekst schenken, maar mij tot de algemene inhoud ervan bepalen. Het mag schijnen dat het onderwerp zeer gewoon en gemakkelijk is, misschien komt het velen onnodig voor, omdat toch niemand ontkent dat het gebed zijn plicht is.
Ralph Erskine, predikant te Dunfermline (”Veertien preken over het gebed”, 1865)