Ridderus als leerzame kamergenoot
Lang in bed blijven liggen is er niet bij. Rond zeven uur ’s morgens zit ds. G. Schaap tussen de boeken - van Franciscus Ridderus, om precies te zijn. De predikant uit Rijssen werkt aan een proefschrift over deze zeventiende-eeuwse collega.
Ridderus - een „aparte, belangwekkende figuur die verdient nader bestudeerd te worden”, schreef prof. dr. S. van der Linde destijds in de Christelijke Encyclopedie. Ds. G. Schaap, predikant van de hervormde gemeente te Rijssen, heeft zijn advies opgevolgd. Hij begon zich te verdiepen in het oeuvre van deze gereformeerde piëtist. De omvang is niet mis: 27.000 gedrukte bladzijden. Zo’n vijftig prozatraktaten, bijbelcommentaren, pamfletten, spreukenbundels, samenspraken. „Ik hoop ze allemaal te lezen.”
Orde en regelmaat zijn nodig om grip op deze figuur te krijgen. De woorden vallen regelmatig in de Rijssense studeerkamer. Ds. Schaap: „Voor een predikant is het goed om gestructureerd en gedisciplineerd te werken. Kerkelijke beslommeringen, vergaderingen, de verwikkelingen rond de Protestantse Kerk in Nederland - het kan je krachten verteren. Wat is het dan mooi een onderwerp te hebben waar je eenvoudig in kunt investeren, iemand met wie je je dagelijks kunt terugtrekken. Het is goed dat je je kennis op peil houdt, dat je je ergens op richt. In Ridderus heb ik iemand gevonden die mij voedt. Hij wordt steeds meer een levend persoon voor me.”
Twee jaar zocht de 55-jarige predikant naar een geschikt promotieonderwerp. „Aanvankelijk was ik van plan met Johannes d’Outrein verder te gaan. Maar met hem was al iemand bezig. Toen ben ik bij Ridderus terechtgekomen. De opmerking van prof. dr. S. van der Linde was voor mij een aanbeveling iets aan deze predikant te gaan doen.”
Ds. Schaap maakte een opzet en besprak deze met zijn promotor, prof. dr. H. J. Selderhuis. Ook andere onderzoekers hebben op het concept ’geschoten’. „Vroeger was promoveren buiten de universiteit een eenzame aangelegenheid”, vertelt de predikant. „Tegenwoordig is dat anders. Je maakt deel uit van een onderzoeksgroep en bespreekt zo met elkaar je bevindingen. Ik zit in zo’n groep die bestaat uit promovendi en hoogleraren van de universiteiten van Apeldoorn en Kampen. Dat is erg vruchtbaar.”
Ridderus behoort tot de onbekendere oudere schrijvers, hoewel er de laatste jaren werken van hem zijn herdrukt, zoals zijn ”Schriftuerlijck Licht” (Rotterdam, 1675-1680), vijf forse kwartijnen van elk zo’n 900 of 1000 bladzijden. Daarin behandelt hij moeilijke, schijnbaar tegenstrijdige en vaak misverstane bijbelteksten en komt hij naar voren als schriftuitlegger. Tevens krijgen we een scherp beeld van zijn polemieken met coccejanen en cartesianen.
Onder tijdgenoten maakte Ridderus vooral naam als auteur van populaire handboeken. In de huizen van gereformeerden stonden in de zeventiende en de achttiende eeuw waarschijnlijk niet minder vaak boeken van Ridderus dan van de bekende volksdichter Jacob Cats. Ridderus’ kracht ligt dan ook in zijn gave om zich, zelf geleerd, aan te passen aan eenvoudig publiek. Ten behoeve van de gezinsdevotie schreef hij een ”Dagelijksche huys-catechisatie” (Rotterdam, 1657). Daarin sluit hij nauw aan bij de alledaagse gang van het leven. Al lezend, repeterend en zingend kunnen de gezinsleden de catechisatieles zelf inrichten. Met praktische adviezen: als elk gezinslid drie keer per dag een kwartier vrijmaakt voor zijn catechisatieles wordt „alsoo yder Huis-gezin een dagelijksche Kerke.”
In Rotterdam groeide een band tussen Ridderus en zijn collega-predikanten Jacobus Borstius en Simon Simonides. Voor hen schreef Ridderus meer dan eens een gedicht.
Zijn dichtkunst werd overigens niet door iedereen positief ontvangen. Berucht was een van de bruiloftsdichten, gebaseerd op het Hooglied, die Ridderus maakte. Felle kritiek volgde. Ridderus zou te openlijk over het echtelijk bed hebben geschreven. Hij verantwoordde zich in een pamflet.
Ds. Schaap heeft een groot deel van Ridderus’ werk in de kast staan. Oude, perkamenten banden, één zelfs met een originele handtekening van de predikant-dichter. Inmiddels is hij drie jaar bezig met de oude schrijver. „Ik heb erg veel van hem geleerd, vooral van zijn praktische inslag. Prachtig is zijn huiscatechisatie. Ook nu nog navolgenswaardig. Het gezin, leerden de nadere reformatoren, behoort een ”kerkje in de kerk” te zijn. Ik spreek dan de vaders aan dat ze predikanten moeten zijn in hun gezin. Raken we de gezinsvroomheid niet steeds meer kwijt”?
Gy kinder’ren, volgth de leer
an vader, en geeft eer
Aen moeder: weest geduldig,
Als sy zijn oudt en zwak,
Geeft haer dan wat gemak:
Denkt dat gy dat zijt schuldig.
De warmte waarmee Ridderus over Christus en het heil spreekt, treft ds. Schaap. „De objectieve beloften van God en de subjectieve beleving zijn bij hem in balans. Ridderus was allereerst exegeet en dogmaticus, maar ook piëtist. Hij geeft blijk van een formidabele kennis van de antieke auteurs, de kerkvaders en de schrijvers van zijn tijd.”
Tegen buitenkerkelijke conventikels kantte Ridderus zich scherp. Zo kreeg een voorstander hiervan, zijn collega A. de Herder uit Bleiswijk, ervan langs in Ridderus’ geschrift ”De dolende herder”. Conventikels die los van de kerk staan, brengen de eenheid van die kerk in gevaar. Bovendien staan ze vaak onder leiding van weinig deskundige voorgangers, foeterde hij. „Men oeffent zich alleen in ’t bidden om ’t langhste, ende om strijdt.” Zelfs een vrouw kan ”preses” worden en „alle oefeningen doen als een predikant.”
Het spreekt ds. Schaap aan dat Ridderus de hele kerk op het oog heeft. „Hij is een voorstander van de ene katholieke kerk, de ”una sancta”. Ridderus was wars van scheuringen. Bij de discussies over de PKN denk ik wel eens: Welk standpunt zou Ridderus hebben ingenomen? In elk geval zou hij de kerk niet zomaar prijsgeven. Hij zou eraan lijden als de gemeente zou worden verscheurd en de schapen verstrooid. Daarin is hij voor mij een levende figuur.”
Afgezien van de ongekende felheid in zijn polemieken valt Ridderus op door zijn bescheidenheid, vindt de Rijssense predikant. „Iemand als Willem Teellinck had hij erg hoog staan. Bij hem voelde Ridderus zich in het niet zinken. Vergelijkt hij zich met Teellinck, dan „bedroeft en verfoeyt hij sich selve dat hij in alles noch soo veel te kort kome.” Ridderus was een ootmoedig man, hij kon zichzelf relativeren. In zijn omgang met problemen bespeur je humoristische, ontspannen trekken. Open, eerlijk was hij, opbruisend ook. Zijn directe en levendige manier van spreken is in zijn tijd vrij uniek voor predikanten, zijn collega’s waren doorgaans statiger en stijver.”
Minder aansprekend vindt ds. Schaap de eindeloze polemieken die Ridderus voerde. Tegen remonstranten, coccejanen, socinianen, paapsgezinden en quakers. „Wat hebben ze hiermee veel tijd verbeuzeld, denk ik dan.”