„Aandeel zussen-Holleeder in bewijs beperkt”
De bijdrage van Astrid en Sonja Holleeder aan de bewijsvoering dat hun broer Willem betrokken was bij de moorden waarvan hij is beschuldigd, is maar zeer beperkt. Dat zei raadsman Sander Janssen vrijdag op de tweede dag van zijn pleidooi in de strafzaak tegen Willem Holleeder.
„De zussen hebben geen concreet bewijs geleverd, maar vooral een beeld uitgedragen dat Willem Holleeder in opdrachtgevende zin bij de moorden zou zijn betrokken”, aldus Janssen. Hij hield de rechtbank voor dat het uiteindelijk draait om de vraag of het mogelijk is dat de zussen niet de waarheid vertellen. „En het antwoord daarop is ’ja’.”
Volgens hem hebben de zussen vanuit hun eigen belang de dynamiek rond het proces „enorm versterkt”, onder meer door „een gecoördineerde mediastrategie” te voeren. „Nieuw bewijs werd ‘geframed’ als doorslaggevend”, aldus Janssen.
Het belang van de zussen is volgens hem terug te voeren op het FIOD-onderzoek naar de criminele erfenis van de in 2003 doodgeschoten Cor van Hout, waarin Sonja Holleeder om vervolging te ontlopen schikte met de Belastingdienst. „Ze hebben steeds gezegd dat ze in dat onderzoek hebben moeten liegen om de investeringen van hun broer met het Heinekengeld niet in gevaar te brengen. Daarbij konden ze uiteindelijk niet anders dan hun broer afschilderen als monster.”
Volgens Janssen hebben de zussen in het onderzoek - waarin ook Astrid Holleeder verdachte was - uiteindelijk niet gelogen uit angst voor hun broer, „maar omdat ze bang waren voor de consequenties voor zichzelf”. Hij zei ervan overtuigd te zijn dat de criminele erfenis van Van Hout „is weggesluisd”.