Geschiedenis

Zelflossers maakten Nederland groot

Zand- en grindschepen die zichzelf konden lossen, zogenoemde zelflossers, waren in de vorige eeuw een vertrouwd beeld. Maar buitenlanders keken hun ogen uit als ze er een zagen varen. „Het kwam uitsluitend in Nederland voor.”

Dick den Braber
26 February 2019 10:06Gewijzigd op 16 November 2020 15:23
Schrijvers Ko Blok en Jan van ’t Verlaat in Museum Vreeswijk voor een model van de Madjoe uit 1929, een van de grootste zelflossers (423 ton), van schipper A. C. van Dam uit Gouderak. beeld Dick den Braber
Schrijvers Ko Blok en Jan van ’t Verlaat in Museum Vreeswijk voor een model van de Madjoe uit 1929, een van de grootste zelflossers (423 ton), van schipper A. C. van Dam uit Gouderak. beeld Dick den Braber

Dick den Braber

In het boek ”Zand, grind en de historische binnenvaart. Honderd jaar zelflossen” brengen Ko Blok en Jan van ’t Verlaat deze schepen en hun schippers, een uitstervende beroepsgroep, in beeld.

De talloze schippers die ermee hebben gevaren, waren onmisbaar voor de economische ontwikkeling van Nederland, stelt Jan van ’t Verlaat. „Wij zijn de eersten die het zelflossen goed documenteren.” Blok en hij schreven het boek om te voorkomen dat de kennis ervan zou verdwijnen. Van ’t Verlaat: „Dat zou erg jammer zijn, want de zelflosinstallatie was een unieke Nederlandse uitvinding.”

Medeschrijver Ko Blok, onder meer voorzitter van de stichting Museumwerf Vreeswijk in Nieuwegein, heeft zijn eigen zelflosser: een IJsselaak uit 1910 met de naam Door Gunst Verkregen. Blok: „In 2000 heb ik dit zwaar verwaarloosde zeilschip gekocht, in vijf jaar opgeknapt en weer voorzien van een zelflosinstallatie en een motorgedreven zijschroef. Die zaten er oorspronkelijk ook op.”

Sinds 2005 geeft Blok er door het hele land zandlosdemonstraties mee, met een grote groep vrijwilligers van de Arie Kreuk Stichting. Schipper Arie Kreuk uit Nieuwerkerk aan den IJssel was de uitvinder van de zelflosinstallatie.

Als geroepen

Kreuk bouwde zijn zelflosinstallatie in 1916 op zijn schip, de Tijdgeest. Tot dat jaar voeren alle schippers met zeilscheepjes –met of zonder een motorgedreven zijschroef– van maximaal 50 ton die ze met behulp van manden en kruiwagens leeg moesten maken. Jan van ’t Verlaat: „Juist in het eerste kwart van de vorige eeuw groeide Nederland ontzettend hard. Ons land zat te springen om zand en grind: voor de uitbreiding van steden, de aanleg van wegen en dijkverzwaringen. Die schippers konden de vraag niet bijbenen.”

De zelflosinstallatie kwam daarom als geroepen. De uitvinding bleek een onmisbare schakel om het benodigde zand en grind snel en efficiënt aan te voeren. Van ’t Verlaat: „De binnenvaart is altijd belangrijk geweest voor de economische ontwikkeling van ons land, maar de zelflossers waren dat zeker. Ze konden komen op plaatsen die voor vrachtwagens onbereikbaar waren.”

Zandschipper pikten de vondst van Kreuk in snel tempo op. Van ’t Verlaat: „Aan hem hebben we de enorme rendementsverbetering van de zand- en grindvaart te danken, samen met de opkomst van de luxemotorschepen, die algauw tweemaal zo groot waren als de oude zeilscheepjes.”

Dat Kreuk patent had moeten aanvragen, wuiven de schrijvers weg. Blok: „Ik heb eens in een interview gezegd dat hij rijk was geworden als hij dat gedaan had, maar hij heeft zich hier waarschijnlijk helemaal niet mee beziggehouden.” Van ’t Verlaat: „Kreuk was een vooruitstrevend man die gebiologeerd was door technische vernieuwingen. Hij had in die tijd bijvoorbeeld al een ijzeren luxemotorschip van 126 ton, de Tijdgeest uit 1908.” Later heeft oud-schipper Piet Mourik (80) uit Ouderkerk aan den IJssel dat schip gekocht en omgebouwd tot pleziervaartuig waarmee hij onder meer groepsvaartochten ondernam. Recent heeft hij het weer verkocht.

Wereldwonder

Het feit dat de zelflosinstallatie alleen in Nederland voorkwam, levert een van de vele anekdotes uit het boek –opgetekend uit de mond van zo’n twintig zand- en grindschippers– op. Van ’t Verlaat: „Schipper Piet Mourik vertelde dat hij eens op zijn 28e een vracht naar Givet moest brengen, in het puntje van Noord-Frankrijk. Dat was een hele onderneming: hij was nooit buiten Nederland geweest en sprak geen woord Frans. Na veel belevenissen kwam hij daar aan met zijn zelflosser vol zand. De directrice van de betonfabriek wilde hem achter andere schepen laten aansluiten, wachtend op de walkraan die hem kon gaan lossen. Toen hij duidelijk maakte dat hij hier dankzij zijn zelflosinstallatie niet op hoefde te wachten, mocht hij zijn gang gaan. Er kwamen drommen Fransen op af. Alsof dit het achtste wereldwonder was: zoiets hadden ze nog nooit gezien.”

Belgen zagen iets vaker de Nederlandse zelflossers in actie, maar ook zij namen de vinding niet over, weet Blok. „In Nederland heb je een dicht waternetwerk met een enorm bereik. In België concentreerden de loswallen zich bij de grote steden, waar enorme stoomkranen stonden. Die maakten zelflosinstallaties overbodig.”

In het boek beschrijft Jan van ’t Verlaat vijf regio’s waar de meeste schippers met zelflossers vandaan kwamen. „Je had de IJsselmannen, die voeren vanuit plaatsen langs de Hollandsche IJssel. Daarnaast had je de Vreeswijkers, de Werkendammers, de Amsterdammers en –zoals wij ze noemen– de noorderlingen uit Groningen en Friesland. Er woonden er in veel meer plaatsen, maar hier zaten de meesten.”

Aardig is het verschil tussen de schippers van de afzonderlijke plaatsen. Van ’t Verlaat: „Vreeswijkers voeren met kleine scheepjes. Die beugelden ze rondom Vreeswijk vol en losten ze bij de twee zand- en grindbedrijven daar: Van Loon en Van der Vlerk Zwitink.” Blok: „Even een uitstapje: die twee bedrijven verkochten het zand tot in Saudi-Arabië toe. Raar maar waar. Arabieren gebruikten het om staalconstructies te zandstralen: rivierzand is veel scherper dan woestijnzand.” Van ’t Verlaat: „Maar goed, in tegenstelling tot de Vreeswijkers voeren de IJsselmannen op grote luxemotors, en leverden zonder tussenhandel door het hele land. Zij konden dat financieren dankzij rijke boeren.”

Dit laatste gebeurde soms via de dorpsdominee, weet Blok. „Mijn IJsselaak was ooit eigendom van een Ouderkerkse schipper die ziek was. Hij had een veelbelovende knecht, maar die man had geen geld om het schip over te nemen. De dominee riep toen op de kansel rijke boeren ertoe op hem geld te lenen. Zo kon die knecht de IJsselaak kopen. Hij noemde die daarop Door Gunst Verkregen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer