Christen Colombia vreest crimineel
Een akkoord moest in 2016 vrede brengen in een geteisterd Colombia. In 2019 is geweld er echter nog aan de orde van de dag. Christelijke voorgangers die zich tegen de criminaliteit durven uitspreken, zijn mikpunt van intimidatie. Of bekopen hun moed met de dood.
Vrijdagavond 9 februari. Voorganger Leider Molina heeft zojuist een preek gehouden in zijn gemeente in Caucasia, Noordwest-Colombia. Het blijkt zijn laatste preek te zijn. Als Molina het kerkgebouw uitloopt, wordt hij beschoten. Vijf kogels maken een abrupt einde aan het leven van de 24-jarige voorganger.
De jonge predikant is niet het enige slachtoffer van geweld tegen christenen in het Zuid-Amerikaanse land. Zo werd in september vorig jaar voorganger Martínez Pérez (55) voor zijn huis vermoord door gewapende bendeleden.
Op de ranglijst christenvervolging van Open Doors neemt Colombia de 47e plaats in. Opmerkelijk voor een land waar bijna 95 procent van de bevolking tot het christendom wordt gerekend. De meesten van hen zijn rooms-katholiek (92,5 procent), een minderheid is protestants (3 procent).
Ondanks de grote christelijke meerderheid in het land rapporteert Open Doors verschillende vormen van geweld tegen christenen. Zo werden vorig jaar zeven christenen vermoord vanwege hun geloof, waren er 169 meldingen van geweld om religieuze redenen en werden zo’n 30 kerken en huizen van christenen aangevallen. Als belangrijkste oorzaken van het geweld noemt Open Doors de georganiseerde criminaliteit en guerillagroepen.
Drugsbendes
De moorden op de predikanten Molina en Pérez passen in een patroon van oplaaiend geweld. Beide predikanten leefden in de Colombiaanse provincie Antioquia. Nieuwsdienst World Watch Monitor (WWM) meldt dat in deze regio de afgelopen maanden de onrust sterk is toegenomen. Provinciehoofdstad Medellín –met 2,5 miljoen inwoners na hoofdstad Bogota de grootste stad van het land– had jarenlang de naam de gevaarlijkse stad van de wereld te zijn.
Na het vredesakkoord met guerillabeweging FARC (zie kader) ontstond op verschillende plekken in het Zuid-Amerikaanse land een machtsvacuüm: paramilitaire groepen en guerillastrijders bevechten er sindsdien hun territorium. Rebellenbeweging ELN nam op veel plaatsen het heft in handen. Ook drugsbendes zijn een belangrijke partij; de productie van coca –grondstof voor cocaïne– is nog nooit zo hoog geweest als nu. Colombia is de grootste cocaïneproducent ter wereld.
Ook de grote stroom vluchtelingen die het land binnentrok –meer dan een miljoen Venezolanen weken vanwege de crisis in hun land uit naar het aangrenzende Colombia– geeft veel onrust.
Bedreiging
Het geweld is een nationaal probleem. Toch springen christelijke voorgangers en gemeenschappen eruit als slachtoffers. Juist zij worden gezien als een bedreiging voor de bendes. Vaak zijn kerkleiders de enige autoriteit in een gebied, en daarmee ook de eersten die zich uitspreken tegen de aanwezigheid van criminele groepen.
Zo zou de voorganger Pérez de hulp van gewapende bendeleden om zijn dorp te ‘beschermen’ hebben geweigerd. De 24-jarige Molina, die in februari werd gedood, stond bekend om zijn werk onder jongeren; een doorn in het oog van de criminelen. Door het jeugdwerk van kerken kunnen bendes moeilijker nieuwe leden rekruteren onder de jongeren.
Een Colombiaanse bron –anoniem om veiligheidsredenen– vertelt tegen nieuwsplatform WWM dat „sommige christenen met hun familie de conflictgebieden zijn ontvlucht. Anderen wachten totdat de overheid zal ingrijpen. De kerkleiders zetten hun werk echter voort, ondanks doodsbedreigingen.”
Omstreden vredesakkoord
Na decennia van bloedvergieten lijkt het jaar 2016 een keerpunt in de Colombiaanse geschiedenis. De overheid sluit een vredesakkoord met guerillabeweging FARC. President Santos ontvangt voor zijn inspanningen de Nobelprijs voor de Vrede.
Zo’n drie jaar later zijn de verwachtingen getemperd. Tegenstanders vinden het akkoord te mild voor voormalige FARC-strijders. President Duque –criticus van het akkoord– liet bij zijn verkiezing in 2018 weten dat „naast vrede ook gerechtigheid een plaats moet krijgen.”
Van de 578 afspraken uit het akkoord zou slechts 22 procent gerealiseerd zijn.