Vraagstuk van een duurzame aarde vraagt om vertrouwenwekkend leiderschap
Niemand hoeft vreemd op te kijken als het gaat wringen in het hoofd van de gemiddelde Nederlander nu de jaarlijkse energierekening fors hoger blijkt uit te vallen dan eerder plechtig was beloofd.
Het helpt ook niet echt dat minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) vervolgens zegt dat het leven uit meer dan energie bestaat, om daarmee aan te geven dat de ontwikkeling van de totale koopkracht er helemaal niet zo ongunstig uit lijkt te zien.
Een kiezer –de Provinciale Statenverkiezingen staan voor de deur– koopt daar niets voor. Die gaat, terecht, af op feiten en op z’n portemonnee. En hij maakt zijn keuzes mede op basis van vertrouwen.
Feit is dat een gemiddeld huishouden dit jaar niet 108 euro méér kwijt is aan energie, maar 334 euro. Aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het veel gunstiger –en door Wiebes lang omarmde– bedrag van 108 euro was gebaseerd op ramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 2017.
De minister was nog voordat het CBS met de tegenvallende cijfers op de proppen kwam feitelijk al ingehaald door energienota’s van januari die de consument het echte verhaal vertelden. Zoiets voelt slecht.
De brede politieke verontwaardiging en het bijbehorende gekibbel over deze zeperd zijn begrijpelijk. Al te nadrukkelijk wijzen naar het PBL is echter niet zo fair, al had het instituut ook zelf eerder duidelijk kunnen maken hoe de vlag er echt bijhing. De rekenmeesters hadden vorig jaar geen tijd om een nieuwe nationale energieverkenning te maken. Reden: alle handen zijn daar nodig voor de doorrekening van het voorlopige klimaatakkoord. Dat wist de minister.
Daarmee is het bruggetje geslagen. Want van díé doorrekening van datzelfde PBL hangt nogal wat af, politiek en financieel. Zijn de voorstellen van het kabinet en van de zogenoemde klimaattafels voldoende om de uitstoot van broeikasgas ten opzichte van 1990 met 49 procent terug te dringen vóór 2030? En als dat het geval is, wat gaan die maatregelen dan kosten?
De belangen in het klimaatdebat zijn geweldig groot. Daarbij valt –hoe vervelend ook– het chagrijn over een flink hogere jaarlijkse energierekening enigszins in het niet. Maar, zo zou de burger nu kunnen redeneren, wat moet ik geloven van uitkomsten van immense berekeningen (ook al op basis van gegevens van 2017) rond het milieu als ramingen over mijn energienota er al zo ver naast zitten? En nog concreter: wat moet ik aan met politici die mij straks met deze cijfers in de hand willen overtuigen van de noodzaak van allerlei dure milieumaatregelen?
Daar wringt het. Terwijl er zo veel op het spel staat: zetels voor politici vanzelf, ook vertrouwen in de kundigheid van nationale instituten als het PBL. Maar vooral het vraagstuk van een duurzame aarde vraagt om vertrouwenwekkend leiderschap, niet om loze beloftes. Op dat punt is er werk aan de winkel voor het kabinet.