Aantal abortussen in 2017 licht gestegen
Het aantal abortussen is in 2017 ten opzichte van 2016 met 1,26 procent gestegen naar 30.532. Zo’n 11 procent van de ingrepen werd in 2017 uitgevoerd bij buitenlandse vrouwen die speciaal hiervoor naar Nederland kwamen.
Dat blijkt uit het donderdag gepresenteerde rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Zo’n 30 procent van de vrouwen die in 2017 een zwangerschap lieten afbreken, had dat al één of twee keer eerder laten doen. In dat beeld is weinig veranderd ten opzichte van voorgaande jaren.
Het aantal keren dat mede als gevolg van prenatale diagnostiek werd gekozen voor een abortus steeg licht; 1152 keer in 2017 tegenover 1011 keer in het jaar daarvoor. Bij ruim 27 procent van de abortussen werd een pil gebruikt.
In een reactie wijst directeur Kees van Helden van prolife-organisatie Schreeuw om Leven erop dat het aantal abortussen onder in Nederland woonachtige vrouwen (27.028) sinds 2011 niet meer zo hoog is geweest. „Als je met alleen een blik op de totaalcijfers zegt: „Het zijn er iets meer dan in 2016 geeft dat een vertekend beeld. Alsof er geen zorgen zijn.”
Van Helden wijst erop dat verschillende Nederlandse abortuscentra in andere Europese landen adverteren met de mogelijkheid van abortus in Nederland tot 24 weken. „In vrijwel alle ons omringende landen is abortus namelijk toegestaan tot 12 weken, op een enkele uitzondering na.”
NPV-directeur Diederik van Dijk vindt het onbevredigend dat onduidelijk is welke uitkomst van het prenatale onderzoek voor ouders aanleiding was om te kiezen voor abortus. „Gaat het om het syndroom van Down, een open rug, een hartafwijking? Zeker nu sprake is van een toename, is registratie van levensbelang. Aan de hand van die informatie kunnen counseling en hulpverlening verbeterd worden”, aldus Van Dijk.
Medisch onderzoek zou niet aangeboden moeten worden aan vrouwen en ongeboren baby’s die in beginsel geen gezondheidsproblemen hebben, stelt Van Dijk. „Het zou gereserveerd moeten blijven voor vrouwen met een verhoogd risico en op een passend moment in de zwangerschap aangeboden moeten worden. Niet de abortusgrens, maar goede ondersteuning, begeleiding en (soms) behandeling moeten leidend zijn.”