Cultuur & boeken

De normen van het Nederlands

Titel:

28 July 2004 11:17Gewijzigd op 14 November 2020 01:28

”Verandering en verloedering. Normen en waarden in het Nederlands”
Auteur: Hans Bennis, Leonie Cornips en Marc van Oostendorp; Amsterdam University Press, 2004
ISBN 90 5356 665 1
Pagina’s: 89
Prijs: € 9,95. Gaat het hollend achteruit met de kwaliteit van het Nederlands? Is een forse vermaning nodig als iemand schrijft: „Hun hebben gelijk” - of doet zoiets er in feite weinig toe, omdat iedereen de bedoeling toch wel begrijpt? Over dit soort vragen verscheen onlangs een interessant boekje: ”Verandering en verloedering. Normen en waarden in het Nederlands”.

De schrijvers, Hans Bennis, Leonie Cornips en Marc van Oostendorp, zijn taalwetenschapper bij het Meertensinstituut te Amsterdam. In tien hoofdstukken bespreken ze allerlei gangbare opvattingen over taal. Daarbij kiezen ze voor een genuanceerde aanpak; wie hunkert naar houvast aan onwrikbare taalwetten en -regels is bij hen aan het verkeerde adres.

Dit blijkt al meteen bij de eerste opvatting die ze bespreken, namelijk dat „normen en waarden in taal moeten worden gehandhaafd.” Uiteraard kunnen zulke normen alleen worden gehandhaafd als ze eerst zijn vastgesteld. En daar zit, aldus de auteurs, het grote probleem: hoe stel je de juiste norm vast?

Een eerste optie is: logisch redeneren. Nederlanders zeggen „je hebt”, dus moet het ook zijn „u hebt” (want zowel ”je” als ”u” is tweede persoon enkelvoud), en dus is „u heeft” fout.

Een andere invalshoek is kijken hoe de meeste mensen het doen. Volgens die maatstaf is zowel „je hebt” als „u hebt” goed Nederlands, want beide varianten hoor je geregeld - en als een grote groep Nederlanders „u heb” zou gaan zeggen, was dat voortaan ook correct.

Mogelijkheid drie: bezien hoe het vroeger werd gedaan. Vanuit dat perspectief kan de voorkeur uitgaan naar „gij hebt.” Het is echter lastig om het begrip ”vroeger” te definiëren. Is dat 200 of 700 jaar geleden? Verder is deze aanpak gebaseerd op de gedachte dat elke taalverandering een verslechtering is - en dat is aanvechtbaar.

Ten slotte kan men zich beroepen op autoriteiten, zoals auteurs van taaladviesboeken. Zulke autoriteiten laten zich leiden door wat de meerderheid doet, waarmee dit via een omweg een keuze voor methode twee is.

Nooit foutloos
De via deze vier methoden opgespoorde normen zijn onvolledig, worden in praktijk door elkaar heen gebruikt en spreken elkaar ook nog eens regelmatig tegen. Vandaar dat de auteurs concluderen: „Het is een logische onmogelijkheid om altijd foutloos Nederlands te spreken. Er zal altijd iemand zijn die vindt dat je onlogisch praat of in strijd met de traditie, of juist overdreven ouderwets, of veel te bekakt. Wie dat beseft, zal zich niet zo snel meer boos maken over een ’fout’.”

Bij taalpuristen valt zo’n standpunt vast niet in goede aarde - maar er is weinig tegen in te brengen.

Andere opvattingen die aan bod komen zijn de gedachte dat iedere taalverandering een verslechtering is, dat het Nederlands deel uitmaakt van onze culturele identiteit en dat als gevolg van taalverandering onze grote schrijvers ontoegankelijk worden. Wat dat laatste betreft: „Er zou een dikke bloemlezing van dit soort klachten uit alle tijden en alle culturen kunnen worden samengesteld, maar niemand zou die bloemlezing willen lezen omdat ze zo eentonig zou zijn. Altijd en overal zijn er mensen die klagen dat de taal verloedert.”

Articulatie Balkenende
Een aardig hoofdstuk heeft als kapstok het taalgebruik van premier Balkenende, dat nogal eens onder vuur ligt. Het is nog maar de vraag of de premier inderdaad zo beroerd articuleert; vergeleken met andere Nederlanders blijkt dat best mee te vallen. En de premier spreekt inmiddels duidelijker dan toen hij net was aangetreden. Mogelijke verklaring, aldus de auteurs: hij voelt zich nu meer op zijn gemak.

Nog zo’n breed gedeeld standpunt: „Wie niet kan spellen, beheerst zijn moedertaal niet.” Mensen die moeite hebben met -om maar iets te noemen- de d/t-regels zouden per definitie slecht zijn in taal. Is dat wel zo? Zeker niet, vinden de auteurs. Spelling vormt namelijk zelf geen onderdeel van de taal, maar is alleen een manier om de taal te noteren.

Goed leren spellen vraagt jarenlang onderwijs. Een belangrijke reden hiervoor is dat de regels zo complex zijn. Het kost tijd om te leren dat men ”trein” schrijft en niet ”trijn”, en ”knopen” in plaats van ”knoopen”. Om dit soort moeilijkheden op te lossen kan een spellingversimpeling worden doorgevoerd. Hier zitten echter nogal wat haken en ogen aan. Het lijkt daarom „verstandig om de discussie over spellingsverandering te stoppen en de spelling voorlopig niet te veranderen.”

Verwondering
”Verandering en verloedering” is vlot geschreven en knoopt op allerlei manieren aan bij de actualiteit. De analyses zijn niet erg diepgravend, maar wel helder. De doorsnee taalliefhebber kan er heel wat van opsteken en krijgt bovendien volop aanleiding om zijn huidige zekerheden op taalgebied te heroverwegen.

Terecht besluit het boekje met de opmerking dat een heleboel „zorgen en boosheden zouden verdwijnen als mensen iets beter op de hoogte zouden zijn van de stand van kennis in de taalwetenschap. […] Wie zich verdiept in de enorme complexiteit van het verschijnsel menselijke taal, en in die van het Nederlands met al zijn variëteiten, raakt naar onze overtuiging eerder vervuld van verwondering dan van verbittering.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer