Troost
Klaagt u, o kind des Heeren, over uw zwakheden in het verrichten van uw godsdienst? Zegt u: Ach, welk een glimmende vlaswiek ben ik toch! Hoe zwaar valt het mij eer ik mijn ijdel hart tot aandacht kan brengen. Hoeveel wereldse en vliegende gedachten bespeur ik in mijn beste verrichtingen. Hoe flauw komen nu en dan de woorden in mijn mond en hoe weinig welsprekendheid vind ik bij mij, wanneer ik mijn nood aan God voorstel.Hoor ik het Woord van God, het gaat mij zo vele malen weinig ter harte. Het is alsof ik het water uit de bornput van Israël schep met een zeef. Het komt zo vlug en het zinkt weer weg. Indien men mij op de man af vroeg wat ik van de predikatiën die ik tijdens mijn leven gehoord heb onthouden heb, ach, het zou zeer weinig zijn.
Toch zal ik u zeggen: Wees getroost, de Heere zal het gekrookte riet niet verbreken. De Heere ziet ook uw begeerte om beter te bidden en volmaakter te dienen. Dit mishagen in uw zwakheden is een teken dat God aan u denkt. Want die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Werp u dan maar, in uw heilige onmacht en onvermogen, in de armen van Jezus en Hij zal u verkwikken.
C. Mel, predikant te Hersfelt (Duitsland) (De geopende genadetroon, 1712)