Al 25 jaar een hoofdrol achter de schermen
Voor Linuxversie 1.0 toonden in 1994 vooral programmeurs en hobbyisten interesse; 25 jaar later speelt het product een belangrijke maar vaak onzichtbare rol achter de schermen. Zelfs Microsoft kan er niet meer omheen. Het bedrijf heeft Linuxservers staan en is lid van de Linux Foundation.
De woordvoerder van de Linux Foundation is even in de war gebracht: viert Linux dit jaar een jubileum? „Linux werd in 1991 uitgebracht, dus dit jaar bestaan we 28 jaar”, klinkt het vanuit Amerika. Geen reden dus voor een bijzonder feestje. Daarmee gaat het zilveren jubileum van de officiële eerste versie van het besturingssysteem in stilte voorbij. Of beter gezegd: van de kernel – de kurk waar Linuxcomputers op drijven.
Toch markeerde Linux 1.0 een belangrijk moment in de korte geschiedenis van computersystemen. Zelfs de meest doorgewinterde Windowsgebruikers kunnen na 25 jaar niet meer om het systeem heen.
Computermotor
Eerst moet een hardnekkig misverstand uit de weg worden geruimd: Linux is eigenlijk helemaal geen besturingssysteem. Het product mag dan in de volksmond zo heten en in één adem worden genoemd met Microsoft Windows, Linux is eigenlijk maar één onderdeel van het besturingssysteem. Wél een belangrijk onderdeel, benadrukt Rutger van Sleen. „Linux is een kernel en zonder kernel geen besturingssysteem”, verklaart de voorzitter van de Nederlandse Linux Gebruikers Groep (NLLGG).
„De kernel is het proces dat zorgt voor aansturing tussen hardware en software”, legt Van Sleen uit. „Vergelijk het met een auto: de motor is de kernel, maar met alleen de motor kom je nergens. Je hebt ook wielen, een carrosserie, stoelen en een stuur nodig. Die vormen samen je besturingssysteem.”
Dat Linux vaak tóch een besturingssysteem wordt genoemd, begrijpt hij wel. „Die term wordt allang gebruikt om alles samen te vatten. Er is veel keuze in software om een besturingssysteem samen te stellen. Daarom is het lastig om er een naam aan te geven. Met ”Linux” weet iedereen wel wat je ongeveer bedoelt.”
Nood
De ‘motor’ achter het besturingssysteem is het geesteskind van de Fin Linus Torvalds. De toenmalige informaticastudent, die nog steeds grote invloed op Linux uitoefent, maakte op de universiteit kennis met Unix. Dit besturingssysteem werd al in 1969 ontwikkeld, maar het was te duur voor gewone gebruikers. Torvalds moest dus wel een ander systeem –Minix– gebruiken, maar dit voldeed al snel niet meer aan zijn wensen. Daarop besloot hij om zelf een product te ontwikkelen. In 1991 verscheen het op de markt: Linux was geboren.
Hoe opwindend dat ook mag klinken, de allereerste versie van Linux was weinig meer dan een omgeving waarin hackers en programmeurs hun hart konden ophalen. Toch bleek deze genoeg potentie te hebben om door te groeien. Er vormde zich een groep ontwikkelaars rondom Linux, die samen een volwaardig besturingssysteem neerzetten waarin de nieuwe kernel een hoofdrol speelde.
In drie jaar tijd groeide Linux uit van een alternatief systeem voor hobbyisten tot een kernel met voldoende functionaliteit om te kunnen wedijveren met andere systemen. Torvalds zelf wil niet op die tijd terugblikken; de mediaschuwe Fin stuurt liever de ontwikkelaars aan dan dat hij vragen van een journalist beantwoordt.
Hoewel de informaticus met zijn kernel het motorblok van een besturingssysteem in handen had, koos hij er niet voor om dan ook alle andere componenten zelf te ontwikkelen. In plaats daarvan besloot hij om gebruik te maken van GNU (spreek uit als ”Gnoe”). De makers van dit Amerikaanse besturingssysteem maakten mooie software, maar slaagden er niet in om hun eigen kernel te ontwikkelen.
Dat bood kansen voor Torvalds: hij kwam met zijn eigen kernel, maar kon meeliften op de software die voor het GNU-project werd geprogrammeerd. Anno 2019 bevatten de vele Linuxvarianten (”distributies”) nog steeds veel componenten van GNU (zie ”Linuxdistributies).
Dat zal volgens ingewijden ook niet snel veranderen. „GNU heeft veel onderdelen die deel uitmaken van het Linuxlandschap”, vertelt Van Sleen. „Die onderdelen zijn erg goed in wat ze doen.” Liever steekt de Linuxgemeenschap dan ook haar energie in de ontwikkeling van een product dat wél onderscheidend is.
Marktleider
Toch lijkt Linux 25 jaar na het verschijnen van de eerste officiële kernel nog steeds een rol in de marge te spelen. De meeste computers worden standaard geleverd met Microsoft Windows en Linux lijkt de hobbysfeer maar niet te kunnen ontgroeien. De Linuxgemeenschap bestaat voor het oog vooral uit programmeurs en geïnteresseerde thuisgebruikers.
Maar schijn bedriegt, weet Van Sleen. „Je kunt het gebruik lastig meten, maar ik denk dat er een paar honderdduizend Nederlanders zijn die Linux direct en bewust gebruiken – om het maar niet te hebben over indirect gebruik. Die beide groepen groeien.”
Het is vooral dat indirecte gebruik waardoor Linux floreert. Veel consumenten komen dagelijks namelijk toch onbewust in aanraking met de kernel. „De Linuxkernel is in veel apparaten terug te vinden”, vertelt Van Sleen. „Smartphones die draaien op Android hebben allemaal een Linuxkernel en de 500 grootste supercomputers ter wereld draaien allemaal op Linux.”
En dan heeft hij het nog niet eens over routers, spelcomputers, mediaspelers, auto’s, fitnessapparaten en andere producten. „Ook internet is grotendeels aan elkaar geknoopt met servers waar Linux op draait. Linux is ongetwijfeld marktleider als je in de breedste zin kijkt naar de systemen waar apparaten op draaien.”
Van Sleen haast zich ook om te benadrukken dat Linux geen concurrent is van Microsoft. „Ik geloof niet dat Linus ooit heeft gezegd dat hij Windows van de kaart wilde vegen met Linux. Natuurlijk zijn Windows en Linux in zekere zin met elkaar te vergelijken, maar die vergelijking gaat ook weer niet helemaal op. Er zijn genoeg mensen die een soort vete bedacht hebben tussen de twee, maar ik vergelijk dat met de rivaliteit tussen twee voetbalclubs.”
Microsoft mag zich dan vroeger duidelijk hebben uitgesproken tegen open source (computerprogramma waarvan de gebruiker toestemming heeft om het verder te ontwikkelen) in het algemeen en Linux in het bijzonder, vandaag de dag is dat wel anders. Van Sleen: „Tegenwoordig heeft het bedrijf zelf Linuxservers en is het lid van de Linux Foundation. Dat zegt wat mij betreft wel iets over hoe het bedrijf er nu tegenover staat.”
Linuxdistributies
Linux is beschikbaar in verschillende ”distributies”, ofwel varianten die elk zijn afgestemd op bepaalde toepassingen. Een distributie –in vaktaal ”distro”– bestaat uit de Linuxkernel en software die op elkaar zijn afgestemd. De distributie heeft zijn eigen gebruikersgroep, hardware en software en installatie- en beheerprogramma’s.
Vaak worden wel dezelfde softwarepakketten gebruikt, zoals LibreOffice voor tekstverwerking, Firefox voor internet en GIMP en Inkscape voor beeldbewerking en grafisch ontwerp. Bekende distributies zijn Ubuntu, Debian, Red Hat en SUSE.
„Veel distributies zijn niet commercieel opgezet, maar worden samengesteld door vrijwilligers”, vertelt Van Sleen. „De infrastructuur die daarvoor nodig is, wordt vaak gesponsord door bedrijven, wetenschappelijke instellingen en onderwijsinstituten. Wanneer een bedrijf gebruikmaakt van een distributie, heeft het er immers belang bij dat het goed werkt.”
Een andere manier waarop er geld aan het gratis systeem wordt verdiend, is door middel van ondersteuningscontracten. Van Sleen: „Licentievormen die door commerciële partijen worden gebruikt, zie je ook regelmatig bij open source terugkomen. Gebruikers krijgen dan toegang tot speciale functies of hebben hun updates net wat eerder.” Zo kan Linux voortdurend worden doorontwikkeld en 25 jaar na de allereerste versie toch een hoofdrol op de achtergrond spelen.