Rokende vlaswiek
Een aardse vader heeft zijn gebrekkig kind liever dan de andere kinderen. Een aardse bruidegom verwerpt zijn bruid niet om haar zwakheid. Zo wil God het gekrookte riet niet verbreken noch de glimmende vlaswiek uitblussen.Ik hoor daar onbekeerde mensen zeggen: Wij zouden wel zo willen leven, maar wij zijn mensen en kunnen dat toch niet. God is barmhartig en Hij zal ons wel genadig zijn. De predikanten zeggen ons wel hoe wij moeten leven en wat wij moeten laten en wat wij moeten doen. Dat brengt hun ambt nu eenmaal mee; maar laten die maar zéggen wat ze willen, wij dóén wat wij willen. Wij kunnen hier op aarde niet zuiver zijn. De vroomsten zelf zijn zondaren, God zal ook met onze zwakheden geduld moeten hebben. Niets is bozer in deze wereld dan dat de mensen, zoals hierboven, de Heilige Schrift misbruiken en wat hun niet aangaat op zichzelf toepassen.
Zendt God hun in dit leven rampen, dan durven zij wel zeggen: Wij moeten door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk van God en menen zij dat de brede weg naar de hemel leidt. Maar wat zij lijden, zijn geen vaderlijke kastijdingen, maar straffen die zij door hun boze daden hebben verdiend. De troost uit Gods Woord gaat u niet aan, o mens die niet buigt onder de hand van God.
C. Mel, predikant te Hersfelt (Duitsland) (De geopende genadetroon, 1712)