Hoogleraar Karam: Religie speelt belangrijke rol rond duurzame ontwikkeling
Het grootste deel van de wereldbevolking is religieus. Welke rol speelt religie bij het bereiken van de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties? Die vraag stelt prof. dr. Azza Karam zichzelf.
Sinds 1 januari heeft de faculteit religie en theologie van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam een bijzondere leerstoel religie en duurzame ontwikkeling. De Egyptische Karam –islamitisch van achtergrond– is werkzaam bij de Verenigde Naties (VN) en hoopt de functie voor vijf jaar te bekleden.
Waarom een leerstoel die duurzame ontwikkeling en religie verbindt?
Karam: „Traditioneel roepen faculteiten een academische leerstoel in het leven om te focussen op belangrijke onderzoeksgebieden. Voor de VU, een universiteit met een christelijke erfenis, is het logisch om dit thema aandacht te geven. Meer dan 80 procent van de wereldbewoners is religieus. Na het aannemen van de Sustainable Development Goals (duurzaamheidsdoelen van de VN, MK) door 193 landen staan we voor enorme uitdagingen. Het is van het grootste belang om daarbij de rol van religie in kaart te brengen.”Voor web evt.:
Welk doel stelt u uzelf als hoogleraar?
„Naast het doen van onderzoek wil ik pleitbezorger zijn. Ik wil aan het brede publiek de verhalen vertellen over de link tussen religie en duurzame ontwikkeling. Verder wil ik kennis uitwisselen over ontwikkelingswerk in seculiere of religieuze context. Nieuwe inzichten zouden het huidige ontwikkelingswerk van organisaties wel eens kunnen veranderen.”
Welke houding ziet u onder religieuze mensen ten opzichte van milieuproblemen?
„De morele verantwoordelijkheid als rentmeester voor de aarde zie ik al lang bij religieuze ontwikkelingsorganisaties. Toen de Verenigde Naties in de jaren zeventig steeds nauwer ging samenwerken met groepen uit de maatschappij spitsten de gesprekken met door geloof geïnspireerde niet-gouvernementele organisaties zich toe op drie thema’s: onderwijs voor kinderen, gezondheid voor met name moeder en kind én het milieu.”
Lang niet alle christenen lopen voorop met duurzaamheid. Ziet u daar een rol voor u zelf?
„Ik heb de tegenovergestelde ervaring. Christelijke ngo’s behoren tot de meest proactieve ontwikkelingsorganisaties. Ze geven duurzaamheid een stem en komen in actie: met bijvoorbeeld geld en oplossingen voor milieuproblemen. Ik zie voor mijzelf niet direct een rol om duurzaamheid te stimuleren. Vooral wil ik licht werpen op wat religieuze en seculiere organisaties doen. En dan zowel over wat er goed gaat als over wat er minder goed gaat.”
Ziet u het op bepaalde fronten botsen tussen religies en de duurzaamheidsdoelen?
„Ja, al verschilt dat tussen en soms binnen godsdiensten. Ik zie veel wrijving als het gaat om duurzaamheidsdoel vijf over gendergelijkheid en de emancipatie van de vrouw. Deze twee kwesties noem ik de lakmoesproef voor religieuze groeperingen. Het is gemakkelijk om te spreken van een gemeenschappelijke basis tussen religieuze waarden en menselijke ontwikkelingsbehoeften, zolang het gaat over de gevolgen van klimaatverandering, de toegang tot water of sanitaire voorzieningen. Of over hoe waardevol het leven of het welzijn van een kind is. Maar dingen worden gecompliceerder als we het erover hebben dat alle genderidentiteiten heilig zijn en toegang moeten hebben tot seksuele voorlichting, anticonceptie en abortus. Of als het gaat om het leiding geven aan religieuze bijeenkomsten door vrouwen. Genderdiscussies zijn het springende punt bij overleggen met religieuze partijen, waarbij een vrouw soms zelfs niet eens aanwezig mag zijn.”
Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wordt soms geboortebeperking voorgesteld om milieu-impact te verminderen. Dat is tegen het zere been van orthodoxe christenen.
„Het voorstaan van geboortebeperking raakte al in de jaren tachtig van de vorige eeuw uit de gratie. Ik werk voor het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties, een organisatie die in 1994 samen met overheden een actieprogramma heeft opgesteld tijdens de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling. Een belangrijke uitkomst van de conferentie was een onherroepelijke verschuiving van het tellen van mensen naar het tellen door mensen zélf. De nadruk ligt sinds die tijd niet meer op het controleren van het aantal kinderen dat een vrouw heeft, maar op het waarborgen dat meisjes en vrouwen toegang hebben tot alle informatie en diensten van de beste kwaliteit. Alleen dan kunnen vrouwen weloverwogen beslissingen nemen over gezinsvorming. In deze benadering kunnen orthodoxe christenen en ook moslims en boeddhisten zich meestal vinden. Het gaat mis als de term geboortebeperking wordt gebruikt. De haren van zowel religieuze als niet-religieuze mensen gaan dan overeind staan. Naar deze groepen moet geluisterd worden.”
Als we het hebben over het verband tussen duurzaamheid en religie: heeft de drang naar duurzame ontwikkeling soms religieuze trekjes?
„Het wezenlijke motief achter de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling is „niemand achter te laten”, zo staat te lezen in diverse rapporten over de duurzaamheidsdoelen. Daarom wordt geprobeerd „eerst degenen te bereiken die het verst achter blijven.” Alle geloofstradities omvatten wel een oproep om je naaste lief te hebben, om een barmhartige Samaritaan te zijn of, zoals verwoord in de zogenoemde gouden regel, om anderen te behandelen zoals we door hen behandeld zouden willen worden. Dat sluit mooi aan bij de duurzaamheidsdoelen. Een ontwikkeling is pas echt duurzaam als ook de meest kwetsbaren meedoen. Want uiteindelijk komt duurzaamheid neer op het handhaven en verdedigen van de toekomstige leefbaarheid op aarde voor iedereen.”