Leden kredietunie reiken elkaar de hand
Ineens doken ze op, tijdens de crisis: de eerste Nederlandse kredietunies. Later volgde een wet die het toezicht erop regelt. Inmiddels is deze nieuwe vorm van financiering een blijvertje. Startende ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf spinnen er garen bij.
Woensdag 5 december. Op het kantoor van Lever Notarissen in Meppel vindt een feestje plaats. Vier bestuursleden tekenen de oprichtingsstukken van de Kredietunie Reest & Wieden. Ondernemers in Noord-Overijssel en Zuid-Drenthe die behoefte hebben aan krediet, maar bij hun bank bot vangen, kunnen voortaan bij de nieuwe organisatie een aanvraag doen. Na goedkeuring door het bestuur lenen ze het geld via de kredietunie van collega-ondernemers uit de regio.
Beide partijen, kredietnemers en investeerders, zijn lid van de kredietunie. Dat is precies de kracht: het is een coöperatieve organisatie voor ondernemers, door ondernemers, zegt initiatiefnemer Auke Lenstra –in het dagelijks leven eigenaar van een assurantiekantoor in Emmen. „Het mes snijdt aan twee kanten. Een investeerder krijgt meer rente dan wanneer hij zijn geld op een spaarrekening bij de bank zet. Bovendien helpt hij een collega-ondernemer. Dat is goed voor de werkgelegenheid in de regio en uiteindelijk voor ons allemaal.”
Lenstra is zich in het fenomeen kredietunie gaan verdiepen omdat hij merkte dat het voor mkb-ondernemers die bijvoorbeeld willen starten of uitbreiden, niet gemakkelijk is om volledige financiering te verkrijgen. „Banken gaan niet verder dan zo’n 70 procent. De rest moet je op een andere manier binnenhalen.”
Hij gaf een presentatie bij een ondernemersclub in Staphorst en van het een kwam het ander. Momenteel belegt de nieuwe kredietunie bijeenkomsten om ondernemers in de regio warm te maken zich aan te sluiten.
Reest & Wieden biedt twee manieren van financiering aan: het zogeheten community funding –wat veel weg heeft van het bij het grote publiek bekende crowdfunding– en het werken met een centrale kas.
In het eerste geval worden kredietvrager en kredietverstrekker(s) direct aan elkaar gekoppeld. De kredietunie treedt hierbij als bemiddelaar op: zij beoordeelt de kredietaanvraag. Leden die geld beschikbaar stellen delen het risico met elkaar. Wordt een lening onverhoopt niet terugbetaald, dan zijn ze hun geld kwijt.
In het tweede geval –in feite is dit de klassieke vorm van de kredietunie– kopen investeerders obligaties. Bij Reest & Wieden bedragen deze 5000 euro per stuk. Dit geld komt in een door de kredietunie beheerde pot, van waaruit leningen worden verstrekt aan kredietvragers. Rendement en risico’s worden gezamenlijk door alle leden van de kredietunie gedeeld.
Volgens Lenstra is het risico dat het mis loopt laag. „Dat ligt landelijk onder de 1 procent. Dat is mede te danken aan het feit dat de kredietunie met coaches werkt, die meedenken met de ondernemers.”
Banken zijn tijdens de crisis steeds kritischer geworden. Toezichthouders verplichtten de banken om hun buffers te versterken en minder risico’s te nemen bij het verstrekken van leningen. In de praktijk kunnen kleinere ondernemers voor financieringen tot 250.000 euro nauwelijks nog bij banken terecht. Die vinden dergelijke kredieten te bewerkelijk en verdienen er te weinig aan. Vandaar de opkomst van crowdfunding en kredietunies, waarbij de laatste specifiek op het mkb zijn gericht.
In 2010 stond voormalig bankier Roland Lampe (72) naar eigen zeggen aan de wieg van de introductie de kredietunie in Nederland. Hij kende het fenomeen uit de Verenigde Staten, waar hij in de jaren 70 bij de Bank of America werkte. „Je kunt een kredietunie vergelijken met de vroegere Boerenleenbank, een van de voorlopers van de Rabobank. Die had niet alleen een financiële maar ook een maatschappelijke functie””, zegt hij. „Helaas is bij de grote banken het menselijk contact verdwenen. Die steken geen tijd meer in de begeleiding van kleine kredietnemers. Terwijl dat juist zo belangrijk is, zeker bij starters.”
Lampe richtte met anderen een belangenvereniging op, Kredietunie Nederland. Die helpt startende kredietunies met raad en daad. „Wij helpen bij het zoeken van een projectleider en de opstelling van een businessplan. Er zijn zo’n twintig leden nodig om te kunnen starten. Ook is het belangrijk dat er in de opstartfase geld beschikbaar is om de eerste kosten te dragen. Gemeenten en provincies willen soms subsidie verstrekken. Maar daar moeten de initiatiefnemers zelf achteraan.”
Probleem in de eerste jaren was dat in Nederland alleen organisaties met een bankvergunning spaargeld van anderen mochten beheren. Dat was voor kredietunies, met hun relatief kleine portefeuilles, een lastig te nemen hobbel. In 2016 werd de Wet toezicht kredietunies van kracht. Bij het aantrekken van maximaal 10 miljoen euro aan spaargelden zijn kredietunies ontheven van toezicht door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Tussen 10 en 100 miljoen is er toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB). Boven de 100 miljoen is een bankvergunning vereist.
Doelgroep voor kredietunies is volgens Lampe de groep bedrijven tot 10 werknemers of tot 2 miljoen euro omzet. Daarvan zijn er in Nederland zo’n 600.000. „Als je de zzp’ers meetelt, komen er nog een miljoen bij.” Hij ziet ruimte voor wel duizend kredietunies. „Dat leid ik af uit het succes in landen als Engeland, Ierland, de Verenigde Staten en Canada. Daar zijn kredietunies heel gewoon.”
Tot nu toe is Kredietunie Nederland volgens Lampe betrokken geweest bij de oprichting van 41 kredietunies. In 2013 ontstond echter een breuk in de eigen gelederen. Dat leidde tot de oprichting van een tegenhanger, de Vereniging Samenwerkende Kredietunies (VSK). Die laatste organisatie, met inmiddels negentien aangesloten kredietunies, wordt door het ministerie van Economische Zaken. Pogingen om weer bij elkaar te komen, zijn tot nu toe op niets uitgelopen.
Directeur van de VSK is Georgie Friederichs. Zij vertelt dat vijftien kredietunies actief leningen aan ondernemers in hun branche of regio verstrekken. Er is sprake van een gestage groei. „Onze aangeslotenen hebben dit jaar samen 2,9 miljoen euro uitgezet, tegen 2,2 miljoen in 2017. Dat zal de komende twee jaar groeien naar 5 á 7,5 miljoen euro per jaar. Vergeleken met banken is dat niet veel, maar onze kredietunies draaien grotendeels op vrijwilligers. Daar zijn we best trots op.”
In principe is er geen bovengrens voor de te verstrekken kredieten, althans zolang een kredietunie niet boven de 10 miljoen euro aan uitstaande gelden uitkomt. „Maar ons advies is: houd je in de startfase aan maximaal 250.000 euro per kredietnemer. Dan kun je voldoende spreiding opbouwen en kom je niet in de problemen.”
De VSK biedt de aangesloten kredietunies naast begeleiding ook onder meer een zogeheten centrale backoffice aan. Friederichs: „Wij regelen de geldstromen. Zo kunnen de kredietunies meer tijd steken in bijstaan van de kredietnemers.”
Een succesvolle kredietunie is de Binnenvaart Kredietunie Nederland (BKN). Voorzitter Elbert Vissers, raadslid van de gemeente Zwijndrecht voor de VVD en voormalig schipper, zegt dat in het schipperswereldje iedereen elkaar kent. „Mensen die goed geboerd hebben en hun schip verkopen, hebben geld op de bank. Daar willen ze wat mee, terwijl de rente tegenvalt. Dit zijn mensen zonder ervaring met beleggen. Maar van schepen hebben ze wel verstand, daarvan kunnen ze de risico’s inschatten.”
De BKN werkt met een centrale kas en heeft zo’n zeventig leden. Startende ondernemers worden gekoppeld aan een ervaren schipper, die ze wegwijs maakt in het vak. De bestuursleden zijn oud-schippers. „Dat geeft vertrouwen. En met vertrouwen staat of valt het succes van een kredietunie.”
De BKN heeft al zeventien kredieten verstrekt. Het rendement voor driejarige obiligaties ligt op 2,5 procent. Vissers: „Voor zevenjarige obligaties is dat 3 procent, maar die verstrekken we bijna niet meer. Investeerders gaan voor de korte periode. Het geld is hun pensioen.” Tot nu toe heeft BKN geen mislukte projecten gefinancierd. „Het loopt als een trein. Er heeft zelfs nog nooit iemand te laat betaald.”
Vissers verwacht dat de BKN in de toekomst nodig blijft. „Banken blijven moeilijk doen over de financiering van kleine schepen. Ze doen vrijwel niets meer onder de 500.000 euro. Daarom gaan wij gaan onze maximale lening verhogen, om te beginnen van 250.000 naar 375.000 euro. Het is heel belangrijk dat er bedrijven worden opgestart, om de doorstroming in de binnenvaart op gang te houden.”
„Bank wilde er geen energie in steken”
Na een aantal jaren bij anderen te hebben gevaren, besloot Jan van Wijngaarden (29) –telg uit een echte schippersfamilie– in 2016 voor zichzelf te beginnen. Hij liet het oog vallen op het m.s. Waterland, een klein (585 ton) maar goed onderhouden binnenvaartschip uit 1960. Koopprijs: tegen de anderhalve ton.
„Ik ging de grote banken langs maar die deden heel moeilijk”, vertelt Van Wijngaarden. „Ze vonden het bedrag te klein om energie in te steken. Ook zou mijn schip te oud zijn. Raar, want er varen heel wat schepen met een vergelijkbare leeftijd en ook nog genoeg die veel ouder zijn. Uiteindelijk wilde een van de banken maximaal de helft financieren. De rest zou ik bij andere partijen bij elkaar moeten schrapen, bijvoorbeeld bij familie, want eigen geld had ik niet. Dat was me veel te omslachtig.”
Via zijn boekhouder hoorde hij van het bestaan van de nog maar pas opgerichte Binnenvaart Kredietunie Nederland. Die had tot dan toe één financiering verstrekt. „Ik werd de tweede”, herinnert hij zich.
De ontvangst bij het bestuur van de kredietunie was als een warme deken. Van Wijngaarden: „Het zijn mensen uit de sector zelf, die heel goed kunnen inschatten of je plannen haalbaar zijn. Zij zagen het wel zitten mij met. Voorwaarde was dat ik lid werd van de kredietunie. Dat kostte duizend euro, dat deed wel even pijn. Maar voor de aankoop van het schip kon ik een volledige lening krijgen, die ik in zeven jaar zou moeten afbetalen. Ik wilde zelf liever wat sneller aflossen en heb daarom gekozen voor vijf jaar. Ik betaal een hele nette rente van 5,9 procent. Bij de bank was ik minstens 8 procent kwijt geweest.”
Van Wijngaarden vervoert zand en grind over de Nederlandse rivieren. Hij vaart voornamelijk vanuit Rotterdam naar bestemmingen in Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het schip heeft een tweekoppige bemanning: de schipper en een matroos. Zijn vrouw en twee kinderen wonen tegenwoordig aan de wal.
Als startende ondernemer kreeg Van Wijngaarden van de kredietunie een ervaren schipper als coach toegewezen. „In mijn geval was het niet echt nodig. Ik ben op een binnenvaartschip opgegroeid en mijn hele familie werkt in deze sector. Ik wist heel veel dingen al. Toch is het wel prettig dat ik nu ook eens van een ander dan mijn eigen vader hoor hoe hij tegen mijn manier van werken aankijkt.”
Als de coach aan ziet komen dat de kredietnemer in de problemen dreigt te komen, stuurt hij bij. In Van Wijngaardens geval is dat nog niet gebeurd. De zaken lopen vanaf de start goed, vertelt hij. „Ik heb nooit problemen gehad om de rente en aflossing op tijd te betalen. In het begin kreeg ik daarvoor maandelijks een factuur, tegenwoordig is het geautomatiseerd. Een goede zaak, denk ik, dan kunnen de vrijwilligers van de kredietunie meer tijd steken in het begeleiden van beginnende schippers.”
Van Wijngaarden vindt het „absoluut een goede zaak” dat er in de binnenvaartsector een kredietunie is opgericht. „Ik zou niet weten hoe je anders als starter je financiering rond kunt krijgen. Via crowdfunding misschien, maar dat is volgens mij duurder en je staat er dan wel alleen voor.”