De viering van Kerst: tussen leer en sfeer
Met Kerst draait alles om het Kind in de kribbe. Dat belijden we. Maar heeft stiekem de sfeer niet de overhand gekregen op de leer? Wat hebben kaarsjes, kerstdiners en romantische concerten eigenlijk van doen met het heilsfeit van 2000 jaar geleden? Op zoek naar een ‘kale’ Kerst.
Vooropgesteld: dit is een persoonlijk verhaal. Wie zich fijn voelt bij de manier waarop we met elkaar de donkere weken van december vormgeven en dat prima weet te combineren met de heilsboodschap van de menswording van Gods Zoon, moet zich vooral niet storen aan wat volgt.
Maar ik kom te veel mensen tegen die, net als een derde van alle Nederlanders, snakken naar het moment dat het allemaal weer achter de rug is. Die het liefst met een grote sprong in één keer in de tweede week van januari zouden belanden. Om zodoende de ”kerstkneut”, zoals schrijver Simon Carmiggelt de gezelligheid rond Kerst ooit aanduidde, te ontlopen.
En dat geldt niet alleen alleengaanden, die kunnen opzien tegen het diner waarvoor ze uitgenodigd zijn en waar ze „graag” op in zijn gegaan, omdat je het nu eenmaal niet kunt maken om op Eerste Kerstdag in je eentje thuis te zitten. Ook mensen die zich omringd weten door een gezin ervaren de laatste week van het jaar als een loodzware periode en halen opgelucht adem als de kaarsen en kerststerren weer opgeborgen kunnen worden.
Tijdspanne
Het is de vraag waar dit gevoel van onbehagen aan te wijten is. Er zijn ten minste drie dingen te signaleren.
Allereerst de tijdspanne die de kerstperiode inmiddels beslaat. Het gaat niet alleen om de twee feitelijke kerstdagen op 25 en 26 december. Kerst begint al eind november, begin december. Nog voordat de sint z’n hielen gelicht heeft, zijn we als samenleving al bezig met Kerst. De geschenken van sint en kerstman liggen in de winkels dan ook gebroederlijk naast elkaar.
Christenen die noch van sint noch van kerstman willen weten, doen er op hun eigen manier aan mee. Een kerstviering op de basisschool in de eerste week van december is geen uitzondering. Koren zijn vanaf september druk met hun kerstrepertoire en zingen dus al weken vóór Kerst over de engelen, de herders en de kribbe. Organisten met gevoel voor commercie weten ook dat je echt niet tot de derde week van december hoeft te wachten om een bespeling als ”kerstconcert” te kunnen aankondigen. Vandaar dat eind november de Franse ”Noëls” al op de programma’s staan en dat begin december in een volle kerk al massaal het ”Hoor, de engelen zingen d’eer” wordt aangeheven.
Wat doet dat met een mens? Kunnen we dat emotioneel aan? Wekenlang van hoogtepunt naar hoogtepunt? En dan op 25 december nog ophoren van het overbekende kerstverhaal vanuit Lukas 2?
Voorbereidingstijd
Het tweede heeft daar direct mee te maken. In de gegroeide situatie lopen de zondagse kerkdiensten en de doordeweekse bijeenkomsten niet gelijk op. Wie in de tweede week van december op zaterdagavond naar een uitvoering van het oratorium ”In de volheid van de tijd” van Leander van der Steen gaat, heeft in tekst en muziek al de hele weg van belofte naar vervulling afgelegd. De volgende morgen word je in de kerk echter weer teruggezet in de tijd, want het is nog maar de derde adventszondag. En dus hoor je weer over het uitzien van Jakob en zing je weer over de verwachting van Zacharias.
De gang van het kerkelijk jaar die we zondags volgen, wordt zodoende doordeweeks voortdurend doorbroken. Advent is voorbereidingstijd, net zoals de lijdens- of veertigdagentijd dat voor Pasen is. Advent wordt óók getypeerd door soberheid en ingetogenheid. De voorbereiding op het geboortefeest van de Heiland en de verwachting van Zijn tweede komst gaan gepaard met verootmoediging en boete. „Verwacht de komst des Heeren, o mens, bereid u voor”, zingt een 17e-eeuws luthers lied.
Paars
Dat is de reden dat in hoogliturgische kringen de kleur paars wordt gebruikt gedurende de adventsperiode, terwijl voor Kerst de kleur wit –feest, licht, reinheid– is voorgeschreven. In de oosterse traditie kent men de zogenoemde ”kerstvasten”: een periode van veertig dagen, te beginnen op 15 november, waarin veelvuldig gevast wordt. En in de lutherse traditie van Bach is de muziek van de adventsperiode echt anders dan die van de kerstdagen: de trompetten en pauken moeten wekenlang zwijgen, zodat hun signaalfunctie op Eerste Kerstdag des te sterker klinkt.
Bij ons is die scheidslijn tussen de tijd van ootmoedig verwachten en het moment van vreugdevol ontvangen vrijwel verdwenen. We vieren in adventstijd al twaalf keer Kerst en zingen dertien keer het ”Ere zij God”.
En gezien onze psalmentraditie is ook het omgekeerde het geval: omdat ons psalmboek alleen de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon bevat, zingen we tijdens de diensten op de kerstdagen nog steeds de verwachtingsteksten uit Lukas 1 die we de hele maand al zingen. Ook Kerst wordt dus nog eens door adventslicht gekleurd.
Is het een wonder dat we maar moeilijk écht de gang van het kerkelijk jaar kunnen meebeleven?
Gezelligheid
Het gevoel van onbehagen van menigeen heeft, en dat is het derde, dunkt me ook te maken met het feit dat onze advents- en kerstperiode een wonderlijke mengeling vormt van christelijke en heidense elementen. De kerkelijke gang van advent naar Kerst, met de bovengenoemde ‘kleuren’ van beide, wordt voortdurend doorkruist door wat de ons omringende wereld zich voorstelt bij de donkere laatste weken van het jaar.
En dat is een continue sfeer van gezelligheid en kneuterigheid. Een sfeer die al begint voordat Sinterklaas eind november z’n opwachting heeft gemaakt in ons land, en die pas ten einde komt als op 1 januari de mist van vuurwerkkruitdamp en oliebollengeur weer is opgetrokken.
Gedurende een periode van zo’n vijf weken worden we als samenleving getrakteerd op markten en mutsen, ballen en bakjes, kransen en kaarsen, lichtjes en lampen die allemaal zijn voorzien van het voorvoegsel ”kerst”. En ondertussen worden we geacht mee te doen met de inzamelingsactie van 3FM Serious Request (je wilt toch solidair zijn in deze tijd van het jaar?), je slag te slaan bij de Intratuin (je moet in huis toch sfeer scheppen als het buiten koud is?) en bij de Albert Heijn onze karren vol te stouwen (je wilt je gasten op Eerste Kerstdag toch ook wel iets bijzonders voorzetten?).
Sokken
Als christenen krijgen we hier allemaal een tik van mee – hoewel de een zich wat meer permitteert dan de ander. We nemen het rijkgevulde kerstpakket van de baas graag aan en denken er niet aan de doos dicht te laten tot Eerste Kerstdag. We schaffen de kerstkip of -kalkoen aan voor het diner op de 25e of halen het gourmetstel vast van zolder. Refojongeren staan massaal in de rij voor de gratis kerstsokken van de McDonald’s. De huiskamer wordt versierd met kransen en kaarsen, bakjes en lichtjes. De boompjes doen hier en daar hun intrede, inclusief de bijbehorende verlichting. En wie de kerstballen niet in een boom wil hangen, legt ze gewoon in een glazen schaal.
Daarmee ziet onze kerstsfeer er weinig anders uit dan die van de onkerkelijke buurman. Goed, wij zetten bij kaarslicht de nieuwste kerst-cd van het Urker mannenkoor Hallelujah op. Of luisteren naar de jongste schijf van het Kampen Boys Choir met ”A Festival of Lessons & Carols”. De buurman gaat echter juist nu naar de kerk, omdat voor hem het kerstgevoel niet compleet is als hij de kerstnachtdienst mist. Ook hij zingt ”Komt allen tezamen” en ”Stille nacht”. Het verschil is dus ogenschijnlijk minimaal.
Maar bij ons gaat het uiteindelijk toch om het Kind in de kribbe en om de vraag of Hij al in ons hart geboren is? Terwijl voor de buurman het Bijbelse kerstverhaal en de bijbehorende liederen onderdeel zijn van een totaalsfeer in de laatste week van het jaar die verder weinig met God en Zijn eniggeboren Zoon te maken heeft? Klopt, dat is de belijdenis van onze mond. Maar als wij intussen, afgestompt door een overload aan indrukken en ervaringen, met Kerst koud in de kerk zitten, dan zijn we toch weinig anders dan die buurman die een gat in de Eerste Kerstdag slaapt?
Remedie
Het onbehagen is duidelijk. Maar een remedie is er niet. Kerst valt nu eenmaal –anders dan Pasen– op een vaste dag aan het eind van het jaar, en is daarmee onlosmakelijk verbonden met alle rituelen en tradities die al sinds mensenheugenis aan de midwinterzonnewende en de jaarwisseling verbonden zijn. Niemand kan zich daar helemaal aan onttrekken.
Wel is het goed als we ons bewust zijn van die mix van christelijke en heidense elementen die onze kersttijd maken tot wat hij is. Bijvoorbeeld door ons voortdurend te binnen te brengen dat de komst van Gods Zoon naar deze wereld niets te maken heeft met de winter, de sneeuw of de donkere dagen van december. Dat Jezus het Licht der wereld is dat schijnt in onze duisternis, is een Bijbels gegeven. Maar dat is heel wat anders dan onze kaarsjes en lichtjes tijdens een gure winterdag op 24 december. Misschien moeten we liederen als ”Midden in de winternacht” daarom maar gewoon mijden.
Datzelfde geldt voor de sfeer van romantiek en kneuterigheid die in veel kerstverhalen en -liederen nogal eens mee geweven is. De „herdertjes” die in het veld lagen, hun „schaapjes geteld”: nee. „Vrede was het overal/ wilde dieren kwamen/ bij de schapen in de stal/ en zij speelden samen”: dat klinkt romantisch, maar ik lees het nergens in de Bijbel. En wat betreft ”Stille nacht, heilige nacht”: ik weet niet of die nacht destijds wel zo stil en sereen was.
Misschien moeten we, om ons te ontworstelen aan de romantische kerstsfeer, juist wel de nadruk leggen op het lijden dat in de kribbe een aanvang neemt: „Ziet, die ’t woord is, zonder spreken,/ ziet, die vorst is, zonder pracht,/ ziet, die ’t al is, in gebreken,/ ziet, die ’t licht is, in de nacht,/ ziet die ’t goed is, dat zo zoet is,/ wordt verstoten, wordt veracht.”
Tot slot is het goed te beseffen dat voor de eerste christenen Pasen hét feest was. Vanuit die kern in de heilsgeschiedenis is het kerkelijk jaar ontstaan. Kerst is de christenheid pas sinds de vierde eeuw gaan vieren. Dat zet de kersttijd in het juiste licht.
Dromen
En ondertussen is het niet verboden te dromen. Te dromen van een ‘kale’ Kerst ergens in juni. Losgekoppeld van de donkerte van december en ontdaan van alle heidense invloeden van de jaarwende. Voorafgegaan door een adventsperiode die niet doorkruist wordt door de geur van pepernoten en de sfeer van pakjesavond.
Misschien dat de verwachting van „de komst des Heeren” dan gezuiverd is van een onbestemd verlangen naar vrede en veiligheid dat iedereen in december in zich omdraagt. En dat dan de tragiek én de troost van de geboortenacht van het Christuskind echt gaan spreken.