Economisch beleid EU heeft keerzijde
De economie van de Europese Unie lijkt steeds meer een eenheid te worden, zeker nu de euro is ingevoerd. Helaas is het beleid van de EU eenzijdig gericht op welvaartsvergroting. Het welzijn komt te veel op de tweede plaats, zo zei drs. B. Belder vorige week op een conferentie in Budapest. Een samenvatting van zijn toespraak.
1 januari 2002 staat niet alleen opgetekend in de geschiedenis van Europa, maar staat ook in de geheugens van de Europese burgers gegrift. Het is nogal wat als je van de ene op de andere dag bij de kassa geen guldens maar euro’s terugkrijgt. Hoe weinig Europa de gemiddelde Nederlander zegt, met de komst van de euro moet hij toch het gevoel hebben gekregen dat Brussel het min of meer voor het zeggen heeft op economisch terrein.
Of dat ook zo is? Het moge duidelijk zijn dat er in Europa sprake is van vergaande economische integratie. In vijftig jaar tijd is er in Europa hard gewerkt om uiteindelijk te komen tot een economische en monetaire unie.
In het begin verliep de integratie wel eens traag, maar met de ondertekening van de Europese Akte in 1986 werd het proces van economische integratie nieuw leven ingeblazen. Doelstelling was de interne markt met de vrijheid van goederen, diensten, kapitaal en personen in 1992 in werking te laten treden. Nu tien jaar later, in het jaar 2002, is de Europese Unie weer een stap verder met de intrede van de euro. De Economische en Monetaire Unie is een feit.
Oppassen
Wat heeft de interne markt opgeleverd? In economisch opzicht lijkt het Europese project op het eerste gezicht de nodige vruchten te hebben afgeworpen. De economische groei die de lidstaten hebben doorgemaakt, wordt door velen toegeschreven aan de interne markt. En inderdaad, anno 2002 doet Europa het niet slecht. Er is ondanks een teruggang in de wereldeconomie nog steeds sprake van economische groei in de eurozone. De industriële productie groeide in het jaar 2001 met 0,8 procent.
Toch is het oppassen met groeicijfers. Gunstige economische ontwikkelingen vallen niet zonder meer aan samenwerking toe te schrijven. Het blijft onmogelijk te weten hoe de Europese economie zich had ontwikkeld zonder het Europese samenwerkingsproject. Wat wel bekend is, is dat er ook andere ontwikkelingen van invloed zijn geweest op de economische groei in Europa. Bijvoorbeeld de internationale liberalisatie in WTO-verband.
Hoe het ook zij, Europa heeft in ieder geval door zijn gezamenlijk optreden op het wereldtoneel aan betekenis gewonnen. Aan de internationale onderhandelingstafel is de EU nu al een belangrijke partner geworden. En, zo zeggen de Europese regeringsleiders, Europa’s positie in de wereld zal in de toekomst alleen maar verbeteren.
Uitdagingen
Of de Europese Unie haar ambitie waar kan maken? Dat hangt ervan af in hoeverre Europa in staat zal zijn aan een aantal belangrijke uitdagingen het hoofd te bieden. De komende jaren zal in de eerste plaats het uitbreidingsproces de nodige aandacht vergen. Er zullen vergaande aanpassingen worden gevraagd op financieel gebied. Te denken valt aan de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of de hervorming van het structuurbeleid. Dat wordt een moeizaam proces.
Tegelijkertijd betekent uitbreiding toenemende diversiteit in de Unie. Zal Europa in staat zijn de onderlinge solidariteit vast te houden? Al is er over de EMU nog niet veel te zeggen, er is in ieder geval sprake van strenge discipline. De houdbaarheid van het nieuwe monetaire systeem hangt in grote mate af van de bereidheid van de lidstaten om nationale doelstellingen ondergeschikt te maken aan de doelstellingen van de monetaire unie.
De les uit het functioneren van de interne markt is dat lidstaten niet altijd even bereid zijn de Europese regels na te leven, als dat nadelen oplevert voor het eigen land of de eigen ondernemingen. Aangezien Europese politici ook in de toekomst in een nationale context zijn gekozen en verantwoording dienen af te leggen, zullen zij wellicht geneigd zijn te kiezen voor hun nationale belangen.
In feite gaat het hier om de onvolledigheid van de interne markt. De Europese Unie is nog steeds niet één economie, maar heeft te maken met nu vijftien en straks 27 of 28 economieën van nationale lidstaten. En dat zal Europa ook in de toekomst parten blijven spelen.
Ontevredenheid
Het gaat over veelgestelde vragen over Europa. Wat heeft het opgeleverd en welk resultaat kan in de toekomst worden verwacht?
Christenpolitici kunnen echter daarmee de analyse van het economisch beleid van Europa nog niet afsluiten. Het mag dan zo zijn dat het publieke debat zich voornamelijk op deze vragen concentreert, van hen wordt meer verwacht dan een kosten-baten-analyse van Europa. Het Europese beleid is immers niet neutraal. Het vraagt om een normatieve analyse.
Daarbij maken we voor de eenvoud gebruik van de aloude links-rechtstegenstelling in het economisch beleid. Waarbij links staat voor interventionistisch en rechts voor liberalistisch. Als we Europees commissaris Bolkestein moeten geloven, is Europa de grote aanjager van liberalisering. Het Verdrag van Rome (1957) stond inderdaad in het teken van de markt. Alle belemmeringen moesten worden afgeschaft. Dreef Europa daarmee in de richting van een liberaal paradijs? In eerste instantie werd dat wel door de liberalisten gedacht en daar was ook aanleiding toe, want het ging allemaal over meer markt en meer concurrentie.
In de jaren zeventig en tachtig werden de lidstaten echter steeds meer geconfronteerd met de beperkingen die Europa hun oplegde. Er was nauwelijks meer ruimte om via overheidsmaatregelen de economie wat bij te sturen. Dat leidde tot de uitholling van het sociaal-economisch beleid van de lidstaten. In toenemende mate kwam de roep om flankerend beleid op Europees niveau.
In de Europese Akte, en later in het Verdrag van Maastricht, werd daarvoor ruimte geschapen. Milieubeleid, sociaal beleid, consumentenbescherming en onderzoek en ontwikkeling verschenen langzamerhand op de Europese politieke agenda. De regeltjes die op nationaal niveau zorgvuldig waren afgebroken, leken nu Europa te gaan veroveren.
Dat betekent echter niet dat er tevredenheid heerst over het economisch beleid in het linkse kamp. Zij zien de verliezen van het sociaal-economische beleid van de lidstaten bij lange na niet gecompenseerd op het Europese niveau.
Kortom, in beide kampen heerst ontevredenheid over de koers van Europa. Europa is niet links genoeg en niet rechts genoeg. En daarmee lijkt het Europese economische beleid een mix te zijn geworden tussen de interventionistische en de liberalistische tradities van de verschillende lidstaten.
Eenzijdigheid
En onze visie op de economische koers van Europa? De SGP heeft altijd een voorzichtige houding ingenomen ten opzichte van Europese samenwerking. In eerste instantie was zij huiverig voor al te veel machtsconcentratie en schaalvergroting. Tegelijkertijd was én is er een positieve houding ten opzichte van economische samenwerking op het Europese continent. Niet alleen tussen de huidige vijftien, maar ook als het gaat om samenwerking met de toetreders.
Wel moet er voldoende ruimte blijven voor nationaal beleid. De interne markt mag er niet voor zorgen dat de lidstaten geen invloed meer kunnen uitoefenen op de inrichting van hun maatschappij. Neem elementaire beleidsterreinen als gezondheidszorg en onderwijs.
Als we het Europese proces benaderen vanuit een normatief kader, valt er ook een aantal kanttekeningen te maken bij Europa. De eenzijdige gerichtheid op welvaartsvergroting correspondeert niet met de bijbelse notie van rentmeesterschap. Bouwen wordt daarin geconditioneerd door bewaren. Het méér groei, méér arbeidsplaatsen, méér investeringen dat telkens weer geklonken heeft in de geschiedenis van de Europese integratie, kan niet kritiekloos worden toegejuicht. Het is dan ook positief dat er in Europa aandacht is gekomen voor flankerend beleid, in de vorm van milieumaatregelen en consumentenbescherming.
Dat betekent niet dat de SGP daarmee een interventionistische koers gaat varen. Zeker niet. Marktwerking is positief te waarderen in het stimuleren van ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Er zijn echter dijken nodig om de samenleving tegen al te kille marktwerking te beschermen. Concrete voorbeelden: minimumloon, wettelijke regels rond verkoopcontracten, de werkloosheidsuitkering, huurdersbescherming et cetera. De overheid moet de markt meester zijn ten dienste van de burgers.
Delen
Dat geldt overigens ook voor de gevolgen van economische integratie voor landen van buiten de Unie. Het mag dan wel zo zijn dat Europa intern weinig belemmeringen meer kent, naar buiten toe is dat anders. Veel van de ontwikkelingslanden zien Europa nog steeds als een onneembaar fort. Onze eigen economische welvaart moet gepaard gaan met de bereidheid te delen. Dat betekent markttoegang, niet alleen voor kandidaatlanden, maar ook voor ontwikkelingslanden.
Pas wanneer de Europese Unie meer oog heeft voor deze keerzijden van het eigen economisch succes en zich rekenschap geeft van haar rentmeesterschap, is er sprake van geslaagd economisch beleid. Bij het uitstippelen van de toekomstige economische koers zijn bouwen en bewaren twee onmiskenbare elementen. Anders gezegd: vergroting van de welvaart in Europa heeft weinig waarde als dat niet gepaard gaat met toenemend welzijn. En dan gaat het niet alleen om de eigen burgers, maar ook om de buitenstaanders en de leefomgeving van die burgers. Gods Woord is daar heel duidelijk in.
De auteur is lid van het Europees Parlement voor SGP en ChristenUnie.