Zeugenhouder duikt diep in de rode cijfers
Varkenshouders zien hun inkomen dit jaar fors teruglopen. De pluimveehouderij herstelt zich van de fipronilcrisis van vorig jaar maar daardoor zijn de eierprijzen gedaald. Boomkwekers profiteren juist van meer vraag en hogere prijzen.
Dat blijkt uit de eerste raming van de boereninkomens van 2018, die het onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research (WER) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag hebben gepubliceerd.
Na twee goede jaren ontvangen varkenshouders dit jaar fors lagere prijzen voor hun biggen en vleesvarkens. Het gemiddelde inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (de boer en zijn meewerkende gezinsleden) duikelt van 167.000 euro positief naar 29.000 euro negatief. Vooral gespecialiseerde zeugenhouders lopen zware klappen op: hun inkomen daalt van 200.000 euro positief naar 86.000 euro negatief.
Robert Hoste, sectordeskundige varkenshouderij bij WER, zegt dat dit alles te maken heeft met de ontwikkelingen in China, het land waar het meeste varkensvlees wordt gegeten én de helft van alle varkens in de wereld wordt gehouden. „China is niet zelfvoorzienend. Als de vraag uit China een jaar iets groter of kleiner is, heeft dat meteen gevolgen voor de varkensprijzen wereldwijd. Vorig jaar importeerde China veel varkensvlees, dit jaar minder.”
Varkenscyclus
Het verschijnsel van de varkenscyclus doet de sector momenteel de das om. Vanwege de goede resultaten in 2017 zijn Europese varkenshouders dit jaar meer dieren gaan houden, waardoor het aanbod van vlees is toegenomen. Daar komt bij dat ook de Verenigde Staten hun export hebben opgeschroefd. Nu de Chinese vraag tegenvalt is de druk op de vleesprijzen extra groot.
Nederlandse vleesvarkenshouders zagen de prijs voor hun dieren dit jaar met gemiddeld 12 procent teruglopen. Zij kunnen dat enigszins compenseren door minder voor de biggen te betalen. Zeugenhouders (die de biggen leveren) lopen daardoor de zwaarste klappen op: de biggenprijs pakte 30 procent lager uit.
Het inkomen van leghennenhouders daalt met 37.000 euro naar gemiddeld 93.000 euro. Dit is vooral het gevolg van lagere eierprijzen in het tweede halfjaar. Toen nam het aanbod eieren toe doordat bedrijven die getroffen waren door de fipronilcrisis van 2017, weer in productie kwamen.
De glastuinbouw ziet de inkomens teruglopen doordat de kosten, vooral van energie, sterker toenemen dan de opbrengsten. Een uitzondering vormen de komkommertelers: dankzij de warme zomer hebben mensen meer salades gegeten en pakten de komkommerprijzen hoger uit.
De boomkwekerij realiseert dit jaar als enige deelsector een stijging van het gemiddelde inkomen, met 12.000 euro tot 76.000 euro. Dat is volgens WER te danken aan een voortgezet herstel van de vraag naar en de prijs van boomkwekerijproducten.
Veel fruittelers hebben meer appels en peren geoogst dan in 2017, maar dat geldt ook in andere Europese landen. Daardoor is het aanbod fruit hoog en zullen de verkoopprijzen onder druk staan, verwacht WER, dat bij de inkomensraming rekening houdt met het feit dat veel geoogste producten de komende maanden nog verkocht moeten worden. Het inkomen daalt van 82.000 naar 52.000 euro.