Kerk & religie

De kerk als tijdmachine

Teruggaan in de tijd met een tijdmachine. Dat kan alleen in je dromen of in een boek. Toch kunnen kinderen en volwassenen zich in het klooster van Ter Apel even in het verleden wanen. Oude voorwerpen brengen de geschiedenis weer tot leven. En tekenaar Stefan de Keijser vertelt beeldend het verhaal van de oude Groningse kerken.

René Heij
17 December 2018 17:44Gewijzigd op 16 November 2020 14:54
De eerste tekening van de expositie beeldt uit hoe de Groningers leefden op een wierde, een heuvel die hun woning beschermde tegen het zeewater. beeld uit besproken boek
De eerste tekening van de expositie beeldt uit hoe de Groningers leefden op een wierde, een heuvel die hun woning beschermde tegen het zeewater. beeld uit besproken boek

Het Museum Klooster Ter Apel ligt verscholen tussen de bomen. Een bezoek aan het vijftiende-eeuwse gebouw is al een belevenis op zich. Bezoekers komen half bukkend binnen door een lage deur. In een schemerig en donker halletje moeten ze linksaf. Achter een houten deur, die hangt in een centimetersdikke muur, is de ingang van het museum.

Voor de expositie ”De kerk als tijdmachine” kunnen bezoekers terecht op de eerste verdieping. De weg ernaartoe leidt langs verschillende eeuwenoude vertrekken van het klooster. De tentoonstelling zelf is opgezet in een ruimte die klein is in verhouding tot de rest van het klooster. Toch valt er veel te ontdekken. Hier staan immers voorwerpen die vele honderden jaren oud zijn.

Twaalf tekeningen van Stefan de Keijser hangen omlijst in de expositieruimte. Er staan verschillende tijdvakken uit de afgelopen 2000 jaar op afgebeeld. Het boek dat De Keijser erbij uitgaf, samen met Martin Hillenga, ligt klaar als ”leeswijzer” voor de bezoekers. Voor de kinderen is er een zoekopdracht: op iedere tekening staat een poes afgebeeld. De Romeinen namen dat dier in het eerste afgebeelde tijdvak, tussen de jaren 0 en 500, vanuit Egypte mee naar Europa. Wie kan alle twaalf poezen vinden?

De Keijser begint bij de Groningers die leefden op wierden, ofwel woonheuvels. Het water was immers nooit ver weg. Vervolgens legt hij tijdens de tijdreis in woord en beeld uit hoe het christendom in Noord-Nederland tussen 700 en 1000 na Christus is opgekomen. Hij laat Bonifatius zien, die in 754 bij Dokkum werd vermoord. Maar ook Liudger, wiens boodschap velen in Groningen heeft bereikt.

De eerste Groninger kerken werden gemaakt van tufsteen. Dat materiaal werd per boot vanuit de Eifel aangevoerd. Vanaf 1200 gingen de arbeiders bakstenen kerken bouwen. Daarvoor gebruikten ze zee- en rivierklei. Dat was gemakkelijker en goedkoper. Het geld werd steeds vaker uitgegeven aan rijke versieringen. In de vitrines liggen een torenmonstrans van verguld zilver, een neogotische kelk en restanten van glas-in-loodramen.

Zware jongen

Op de grond staat ”Anthonius”. Als bezoeker zou je bijna je voet tegen hem stoten. Deze zware jongen til je niet zomaar op. Anthonius is namelijk een kerkklok die in 1507 in Münster werd gemaakt door Wolter Westerhues. Jarenlang hing hij in de toren van de kloosterkerk van Ter Apel. Maar dat is waarschijnlijk nooit de bedoeling geweest.

Dat er veel spullen bewaard zijn gebleven, wil niet zeggen dat de Beeldenstorm aan Groningen is voorbijgegaan. Op de tekeningen is te zien hoe mensen de beelden uit de kerk kapotmaken of begraven. Er komen andere versierselen voor terug. Adellijke families plaatsten namelijk graag rouwborden, glas-in-loodramen en kerkbanken met familiewapens. Een voorbeeld daarvan is het bord voor Onno Joachim van Berum uit 1733, dat na 1795 niet is vernield door de Fransen en nu is uitgeleend voor de expositie.

De Keijser schetst ook hoe er vanaf 1850 kleinere kerken worden gebouwd, die naar „de mode” zijn bedekt met een laagje pleisterwerk of cement. Verschillende meubelstukken uit deze tijd hebben –bij de vitrine– een plaats gekregen in de tentoonstelling. Een kerkbank, een stoofje met kolenbakje, een bidstoel met psalmboeken, een psalmbord en twee collectezakken. Maar ook rouwkleding uit de twintigste eeuw –kwetsbaar, dus niet aanraken– en een deels verweerde grafzerk, waarvan de tekst goeddeels leesbaar is.

De expositie maakt een sprong naar de jaren zestig van de twintigste eeuw. De tekening van dit decennium heeft als opschrift: ”De kerk staat leeg”. Op de afbeelding staat een kerk die in verval is geraakt. Fabriekspijpen op de achtergrond steken boven de kerk uit. Daarnaast hangt de vlag in top –op een fakkeltoren in het Groningse ”aardgasgebied”.

Verrassing

De expositie eindigt echter niet met een kerk als ruïne. Van 1970 tot heden staat het gebouw er namelijk nog steeds. „Wat een verrassing!” roepen de auteurs uit in de leeswijzer. De kerk is nu „multifunctioneel” geworden. In en om het gebouw speelt zich tegenwoordig van alles af. Vaak ook iets heel anders dan in het verleden, zoals concerten met harde muziek.

De Groninger kerken vertonen echter wel scheuren. Dat is zichtbaar op de laatste tekening, met een grote gleuf in de muur boven het kerkraam. De Keijser heeft de fakkeltorens in het landschap vervangen door windmolens. Want de gevolgen van de Groningse aardbevingen gaan ook de eeuwenoude kerken niet voorbij.

De expositie ”De kerk als tijdmachine” is een initiatief van de Stichting Museum Klooster Ter Apel en de Stichting Oude Groninger Kerken. De tentoonstelling loopt tot en met 17 februari 2019. Bij de expositie is een boek uitgegeven: ”De kerk als tijdmachine”, Martin Hillenga en Stefan de Keijser; uitg. WBooks, 80 blz.; € 14,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer