De echte weg
Gods kinderen wijken tot kromme wegen niet af, noch ter rechter-, noch ter linkerhand. Indien zij door zwakheid van de rechte weg zijn afgedreven, hebben zij geen rust meer voordat ze weer op hun rechte weg komen. Die is rechttoe rechtaan naar de hemel gericht.De vromen beseffen dat ze zo zwak zijn als een riet. Zij verheffen zich niet op ingebeelde krachten, maar erkennen hun gebrek. Zij vertrouwen niet op hun sterkte, maar alleen op de sterke arm van hun God. Daarom houden zij zich vast aan de Heere zoals een kind zich aan zijn vader vasthoudt en een klein kind dat voor het eerst leert lopen aan de hand van de moeder, omdat zij weten of voelen dat zij zonder Hem geen ogenblik kunnen bestaan. En wanneer de profeet hen verder een gekrookt riet noemt, wil hij daarmee de staat aantonen van de vromen in deze wereld, die maar gekrookte en verbroken rietjes zijn.
Nu worden ze door de storm en wind van wereldse vervolgingen gebroken en onder de last van hun zonden verbrijzeld. Daarom roepen zij: Mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd.
Nu eens drukt hen ziekte, armoede en verachting, dan weer slaat een geestelijke aanvechting hen neer, wanneer het schijnt dat de Trooster, Die hun ziel verkwikken kan, van hen geweken is.
C. Mel, predikant te Hersfelt (Duitsland) (De geopende genadetroon, 1712)