Dr. Koopmans: Een kerk die zwijgt, is geen kerk
Een kerk die zwijgt wanneer zij móet spreken, is geen kerk. Die opvatting doortrok het korte leven van de hervormde theoloog dr. Jan Koopmans (1905-1945). Een verdwaalde kogel van de Duitse SS beëindigde het leven van een begaafd theoloog, vlak voor de bevrijding.
De christelijke gereformeerde predikant ds. C. C. (Niels) den Hertog (1974) promoveert donderdag aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift ”Het spreken van de kerk in de theologie van dr. J. Koopmans” (KokBoekencentrum uitgevers, Utrecht).
Koopmans was geworteld in de gereformeerde theologie, promoveerde op het oudkerkelijke dogma in de Reformatie, maar hield de blik naar de wereld open. Dat laatste deed hij onder meer in zijn functie als secretaris van de Nederlandse Christen-Vereniging (NCSV), van 1938 tot 1941. Op aanbeveling van K. H. Miskotte en Hebe Kohlbrugge werd Koopmans predikant in Amsterdam, eerst in wijk 30, de ElthetoKerk, later in de Noorderkerk.
Koopmans probeerde al in 1939 met zijn zogeheten Amersfoortse stellingen de kerk op te roepen tot een getuigenis tegen het nazisme en het antisemitisme. In zijn illegale pamflet ”Bijna te laat!” (1940) keerde hij zich tegen de Ariërparagraaf die de bezetter invoerde. Zijn prognose over de Joden in Nederland was somber: „Zij gaan eruit en zij gaan eraan!” In de brochure ”Protest tegen de sterilisatie” (1943) laakte hij de sterilisatiemaatregelen die de Duitsers aan de Joodse partners in gemengde huwelijken oplegden.
„Koopmans wilde wakker schudden, terwijl de rest van Nederland sliep”, zegt ds. Den Hertog. „Uit de reacties bleek niet alleen dat hij Joodse Nederlanders een hart onder de riem stak, maar ook dat de bezetter in de gaten had wat hij deed. Mensen die de brochures van Koopmans hielpen verspreiden, belandden in de gevangenis.”
Hij leefde bij een hoge morele standaard, schrijft u. Was hij niet te scherp richting geestverwanten?
„Hij was iemand die er niet omheen draaide. Hij mat niet alleen de bezetter of zijn synode, maar ook zichzelf aan zijn principes af. Ik aarzel om hier het woord profetisch te gebruiken, maar profeten zijn nu eenmaal geen mensen die net zo lang nuanceren totdat er weinig van het principe overblijft. We bekijken nu alles vanuit het perspectief van ná de oorlog, maar dat was in die tijd natuurlijk onmogelijk. Koopmans werd soms aangevochten door de vraag of hij niet veel meer had moeten doen voor de Joden. Als gevolg van een compromis tussen de hervormde synode en de bezetter kon hij slechts de christen-Joden vrijstellen van deportatie.”.”
U concludeert dat Koopmans als mens verborgen is gebleven. Hoe hebben zijn kinderen het overlijden van hun vader beleefd?
„Er is een ongekende tragiek over het gezin gekomen. Een jaar voor zijn overlijden was het gezin al uit elkaar gevallen. Zijn vrouw was ziek en verbleef in Breukelen, want ze kon de zorg voor het gezin niet langer aan. De vijf kinderen waren als hongerevacuees verspreid over verschillende adressen in Nederland. Er leven nu nog twee kinderen: de jongste, Mieke, is inmiddels 80 jaar. Zij hoopt bij de promotie aanwezig te zijn. De oudste is 88.”
U duidt Koopmans’ inzet als een herkersteningsideaal van de kerk, niet van de samenleving, zoals in de Hervormde Kerk na de oorlog werd gedacht. Wat bedoelt u daarmee?
„De kerk staat volgens Koopmans in deze wereld voortdurend in de verleiding om andere loyaliteiten, zoals volk en cultuur, een plek te geven naast de stem van de goede Herder. Maar zij heeft alleen te luisteren naar het Woord van God. Als andere stemmen gewicht in de schaal gaan leggen, houdt de kerk op kerk te zijn. Dat was ook de kern van Koopmans’ inzet voor de nieuwe kerkorde van de Hervormde Kerk.”
U schrijft dat de huidige kerk stiller is geworden, maar dat haar zwijgen niet principieel mag worden. Wanneer moet de kerk spreken?
„Dat is een moeilijke vraag. Ik ben er geen voorstander van dat de kerk voortdurend de profetenmantel draagt, zoals zij dat in de vorige eeuw gedaan heeft. Wij leven in een parlementaire democratie, Koopmans onder een dictatoriaal bezettingsregime. De kerk moest weleens dingen doen die ze niet had mogen doen. Toch mag de kerk niet blind zijn voor wat er in de wereld allemaal gebeurt. Ik zie in de kerk momenteel veel aandacht voor interne kwesties, zoals het vraagstuk van de homoseksualiteit, maar hebben wij nog oog voor de wereld om ons heen? Volgens mij verdwijnt het besef dat de wereld, vanuit God gezien, recht heeft op een kerk die haar roeping gehoorzaamt.”