Kerkleiders keken weg bij Jodenhaat van Kristallnacht
Hebben de Nederlandse kerken niet de plicht om schuld te belijden voor hun gebrek aan protest tegen de Jodenhaat, die in Duitsland openbaar kwam tijdens de Kristallnacht en gedurende de periode erna?
De Jodenhaat werd tachtig jaar geleden zichtbaar door extreem geweld in Duitsland tijdens de Kristallnacht. Wegkijken was lastig. Alle dagbladen besteedden veel aandacht aan wat toen bij de oosterburen gebeurde. De gewelddadigheden vonden dan ook plaats direct over onze grens, vanaf Bunde tot Aken. Het christelijke kabinet-Colijn weigerde echter om te protesteren tegen de Duitse staat en verscherpte zelfs de grensbewaking met de bedoeling om vluchtende Joden tegen te houden.
Afzijdig
Helaas is ook van protesten vanuit de kerken geen spoor te vinden in de kranten van november en december 1938. De redactie van het socialistische ”Zaans Volksblad” vroeg zich af wat de achterban van Colijn er nu eigenlijk van vond. In een artikel op 30 november 1938 constateerde de redactie dat de Gereformeerde Kerken zich met nadruk afzijdig hielden. Daarom onderzocht zij kerkbladen op protesten. Ze stuitte in de ”Hilversumse Kerkbode” op de visie van ds. G. Laarman dat de Joden de vervolgingen aan zichzelf te wijten hadden. Was ds. Laarman een uitzondering? Of vormden predikanten die waarschuwden tegen de Duitse Jodenhaat een uitzondering?
Ds. Laarman zat in elk geval op een lijn met ds. G. H. Kersten, die in de Tweede Kamer stelde: „Dat oordeel rust op de Joden en gaat over hen van eeuw tot eeuw in de bittere vervolgingen waartoe zij zelf dringen als zij het door hun geld en grijpen naar de macht zoo maken, dat het ene volk na het andere hen uitwerpt” (”De Banier”, 6 dec. 1938).
Antisemietenbund
Ook in ”De Standaard” van de grote Abraham Kuyper werd al vanaf de oprichting geageerd tegen de Joden, die de pers, de banken en de liberale partij zouden overheersen.
Kuyper zelf onderhield warme contacten met de hofpredikant van de Duitse keizer, die voorzitter was van de in 1882 opgerichte Antisemietenbund.
De reactie van de gereformeerde prof. K. Dijk uit Kampen op een nationale inzameling eind 1938 van de kerken samen met het Joodse comité voor vluchtelingen zat toen ook nog op die lijn. Dijk protesteerde in ”De Bazuin” tegen de oproep van Colijn om geld te geven, omdat de Joden het financieel veel beter hadden dan de gereformeerden. „Het grootkapitaal is voor een niet gering deel in handen der Joden”, schreef Dijk. Uit het feit dat onze overheid de Joodse gemeenschap in 1939 verplichtte om bouw en onderhoud van Kamp Westerbork voor de opvang van Joodse vluchtelingen te betalen, kun je afleiden dat onze overheid dat ook zo zag.
Positieve uitzondering
Gelukkig kunnen we als positieve uitzondering de rol van de Doopsgezinde Broederschap in de actie Kindertransport noemen. Daarbij werden 10.00 Joodse kinderen in de periode van december 1938 tot september 1939 naar Engeland overgebracht, en ook een klein aantal naar ons land.
Of zijn er toch veel acties en protesten tegen de Duitse overheid en onze zusterkerken in Duitsland geweest die de nieuwsbladen niet hebben gehaald? In de kranten zijn ze niet te vinden. Het boek ”Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941” van Ger van Roon geeft ook geen duidelijkheid.
Moeten we het voorbeeld volgen van de Duits-Nederlandse predikant Heinrich Gruber, die schuld bekende voor het zwijgen en al in 1962 met een delegatie van de Evangelische Kirche naar Israël afreisde? Of zijn we overtuigd van onze onschuld en vinden we dat we in 1938 en 1939 hard geprotesteerd hebben en ons best hebben gedaan om de Joodse vluchtelingen te helpen?
De auteur is schrijver van ”Kristallnacht en Kamp Westerbork”.