Kijken in de spiegel van de evangelische beweging
Het is een mooie vondst van dr. J. M. D. de Heer om de verhouding tussen reformatorische kerken en de evangelische beweging en charismatische vernieuwing te typeren met de woorden spiegel en spanningsbron. Wie zichzelf spiegelt, spiegelt zich zacht. De spanning komt met name tot uitdrukking in het verschil in visie op God en de mens.
Het gaat dr. De Heer, predikant van de gereformeerde gemeente in Middelburg, in deze promotiestudie niet om het oordelen over mensen, maar over opvattingen. Dat lijkt me op zich al een nuttige spiegel. Hij schrijft: „Het is mijn stellige overtuiging dat een objectieve houding, ook in het beschrijven van opinievorming die tegengesteld is aan de eigen overtuiging, de enige manier is om het gesprek verder te brengen. Een gesprek komt niet op gang als de positie van de ander geen recht wordt gedaan. Bovendien is het een christenplicht om de waarheid hoog te houden.”
Vanuit deze grondhouding heeft dr. De Heer zijn onderzoek willen verrichten. Dat verdient respect en ik meen dat hij hierin geslaagd is gedurende al de hoofdstukken waarin hij een tocht maakt door de kerken en de opinievorming binnen het desbetreffende kerkverband weergeeft. Daarbij gaat het om de meningen die allerlei opiniemakers geventileerd hebben over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing. Of die weergave klopt met de werkelijkheid, kan trouwens beter beoordeeld worden door de mensen over wie geschreven is. Dr. De Heers begeleiders zullen hem bij zijn streven naar objectiviteit voortdurend een spiegel voorgehouden hebben. Dat redt een mens alleen niet.
Verbrokkeld landschap
De centrale onderzoeksvraag van deze studie luidt: hoe waarderen opiniemakers uit de reformatorische kerken in Nederland de evangelische beweging zoals deze vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw een duidelijk profiel kreeg en hoe waarderen zij de tweede fase van de charismatische vernieuwing die vanaf de overgang naar de 21e eeuw zichtbaar werd, alsmede de invloeden van beide ontwikkelingen op reformatorische kerken? Een (te) lange vraag, maar dit is bij eerste lezing wel duidelijk, dat het erom gaat twee ontwikkelingen in kaart te brengen: die van de evangelische beweging vanaf de tweede helft van de 20e eeuw en die van de charismatische vernieuwing vanaf de 21e eeuw.
Uit de studie blijkt dat dr. De Heer zorgvuldig heeft willen luisteren. Op een heldere manier geeft hij weer van wat hij vond in allerlei boeken, tijdschriften en bladen, al of niet digitaal beschikbaar via internet. Na een historische inleiding wordt de lezer meegenomen in twee grote overzichten: de opwekkingsbewegingen in relatie tot enerzijds de grote protestantse kerken en anderzijds de reformatorische kerken.
Vervolgens komt hij in het verbrokkelde landschap van de reformatorische kerken en krijgt hij een overzicht van de opinievorming in hervormd-gereformeerde kring, in de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Waarom de kleinere kerkverbanden ontbreken, kan ik wel raden, maar een methodische verantwoording van die keuze heb ik gemist.
De onderdelen per hoofdstuk zijn helder en consistent opgezet, zodat vergelijkend onderzoek ook goed te volgen is. De inhoudsopgave biedt in vogelvlucht een goed overzicht. Wat minder praktisch is, is dat de voetnoten per hoofdstuk verzameld zijn in een afzonderlijke bijlage.
Kriebelen
De kern van het verschil tussen reformatorisch en evangelisch ligt in het verschil in Gods- en mensbeeld. Dat is de stelling die deze studie onderbouwt en die in de evaluatie de aandacht krijgt. Natuurlijk zijn er altijd punten in een studie als deze waarbij het wat kan gaan kriebelen. Dat is op enkele momenten zo, wanneer na het uitvoerige en minutieuze bronnenonderzoek een evaluatie volgt van theologische thema’s die aan de orde zijn.
Wat zijn dan enkele punten waar de schrijver tegenspraak oproept of waar meer gezegd had moeten worden? Ik ben het helemaal eens met de opmerking dat in de reformatorische theologie altijd benadrukt is dat Gods eigenschappen één zijn. Maar als reformatorische mensen evangelischen voorhouden dat Gods liefde en barmhartigheid een eenheid vormen met Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, dienen ze dan niet in één adem de omgekeerde beweging ‘binnenshuis’ te maken?
Om een concreet voorbeeld te noemen: wordt de heiligheid van God in onze kringen niet al te vaak als een rem gezien op de liefde van God, terwijl bijvoorbeeld in Hosea 11 Gods heiligheid juist staat in het kader van Gods ontferming? En in het kader van de charismatische vernieuwing komt de vraag aan de orde hoe God Zichzelf openbaart. Terecht stelt de schrijver dat deze openbaring op het nauwst verbonden is met de Persoon van Jezus Christus.
Afgewezen wordt dus een beroep op een nieuwe openbaring van de Geest. Maar waarom dan niet meteen erbij vermeld dat we in bevindelijke kringen ook nog weleens een vergelijkbaar beroep doen op „wat Gods volk leert”? Uitersten raken elkaar niet zelden. Met andere woorden: de spiegel mag nog wel wat meer ontmaskerend zijn richting de kerken die zich reformatorisch noemen. De spanningsbron mag wel onder hoogspanning blijven staan.
Maar goed, deze studie wil het gesprek daarover stimuleren, dus laat dat maar gebeuren.
Ik ben ook benieuwd wat de schrijver te melden heeft als hij zijn studie gaat ‘vertalen’ in bijvoorbeeld het kerkblad De Saambinder, zoals een van zijn collega’s als wens uitte na de promotie. Dan zal blijken wat dr. De Heer als opiniemaker zelf heeft geleerd van zijn waardevolle studie. De wetenschapper en de predikant kunnen niet twee verschillende standpunten innemen, lijkt me.
Gevoel als kompas
De schrijver zet ook wat op de agenda. Na zijn eigen onderzoek vanuit de wereld van de opiniemakers zou een onderzoek naar evangelische beïnvloeding van plaatselijke gemeenten nuttig zijn. Daaruit zou bijvoorbeeld kunnen blijken welk type mensen zich meer of minder laat leiden door evangelische en charismatische invloeden. Het is vaak niet allereerst en zeker niet alleen maar een kwestie van theologie. Ons gevoel lijkt vaker kompas te zijn en mogelijk ook de positie die iemand inneemt in de maatschappij.
Een ander thema dat nader onderzoek verdient, is de relatie tussen liedcultuur en geloofsbeleving. Daarmee samen hangt het verschil tussen de geleefde theologie en de formele theologie die als normatief gezien wordt.
Wat ook fascineert, is de suggestie die gedaan is om eens nader bronnenonderzoek te doen naar de Vroege Kerk. Nemen we niet te eenzijdig kennis van deze periode van de kerkgeschiedenis (zowel qua leer als qua leven), omdat we ons een beeld van die eeuwen vormen via de bril van de reformatoren? Er ligt al het een en ander op tafel over het Gods- en mensbeeld in de evangelische theologie; maar dat binnen de evangelische theologie een beroep wordt gedaan op de puriteinen lijkt me een goede invalshoek om nog eens wat verder te luisteren. Kortom: minstens vier aanstaande onderzoekers die een dissertatie willen schrijven, kunnen met deze agenda aan de slag. Wellicht dat zo het verlangen van dr. De Heer gestalte kan krijgen, namelijk dat aan de Apeldoornse universiteit het onderzoek naar de theologie van de evangelische beweging en charismatische vernieuwing wordt voortgezet en dienstbaar gemaakt aan de kerken.
Tenslotte is een woord van dank op z’n plaats aan dr. De Heer voor dit monnikenwerk, verricht als predikant van de Gereformeerde Gemeenten. Dit lijvige boek heeft echt wat om het lijf. Geen opinieleider heeft recht van spreken als hij geen kennis genomen heeft van dit werk.
Spiegel en spanningsbron. Opinievorming in reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing, J. M. D. de Heer; uitg. Den Hertog; 682 blz.; € 37,50.
Lees ook:
Ds. J. M. D. de Heer beschrijft invloed evangelischen op reformatorische kerken (rd.nl, 28-09-2018)
Dr. J. M. D. de Heer: Evangelische beweging houdt reformatorische kerken spiegel voor (rd.nl, 01-10-2018)