Een weg tussen hoge muren en open deuren
Stel, een SGP-raadslid in Barneveld stemt tegen de komst van een lokale moskee. Dat is zijn recht. Maar is het ook goed? Nee, stelt de Amerikaanse ethicus Matthew Kaemingk. Een christen zou de vrijheid die hij zelf heeft principieel gezien ook aan anderen moeten gunnen.
Het was in oktober dat de Amerikaanse neocalvinistische theoloog James D. Bratt een opmerkelijke uitspraak deed aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij zei dat de vele evangelische aanhangers van president Trump in de Verenigde Staten vergelijkbaar zijn met de ”Deutsche Christen” in het Derde Rijk ten tijde van Hitler. Die christenen wilden een vorm van christendom die was aangepast aan de leer van de nazi’s. Evangelische verdedigers van Trump lijken wel ”Amerikanische Christen”, zei Bratt: ze maken het christelijk geloof ondergeschikt aan de ideologie van Trump.
De conservatieve denker Bart Jan Spruyt had weinig woorden nodig om gehakt te maken van die opvatting van Bratt. „Knettergek”, was Spruyts commentaar op Twitter, waarbij hij verwees naar een artikel dat uitlegt hoe consistent Trumps beleid feitelijk is.
Gastvrijheid
Welkom in het hart van de discussie over wat christenen –in de Verenigde Staten niet minder dan hier– zouden moeten vinden en doen in de politieke strijd over met name immigratie. Het onlangs verschenen boek ”Christian Hospitality and Muslim Immigration in an Age of Fear” levert een stevig onderbouwde bijdrage aan dit verhitte debat. Het is geschreven door een andere neocalvinist: dr. Matthew Kaemingk, ethicus aan het Amerikaanse Fuller Theological Seminary.
Kaemingk promoveerde in 2013 aan de Vrije Universiteit op een proefschrift dat dezelfde vragen behandelt. Een groot deel van Kaemingks boek bestaat uit een stevige theologische uiteenzetting, overwegend vanuit kuyperiaans perspectief, waarom pluralisme geen bedreiging is voor de kerk, maar eerder noodzaak.
Christus is „een soevereine Koning Die rechtvaardigheid eist voor alle religies en ideologieën onder Zijn soevereine heerschappij – zelfs voor hen die Christus’ koningschap ontkennen”, zo citeert Kaemingk Abraham Kuyper. Dit rechtvaardige pluralisme moet hand in hand gaan met waarden als nederigheid en vooral gastvrijheid. Het christendom is volgens Kaemingk beslist in staat „om met overtuiging diegenen te verdedigen met wie het verschilt van mening.”
Aan de andere kant: gastvrij zijn kan alleen als er zekere grenzen zijn. Als er geen enkel verschil meer is tussen familieleden en gasten, zal een familie haar gastvrijheid niet kunnen blijven betuigen. Iedereen zomaar binnenlaten is dus allerminst een goed idee.
Gaandeweg ontwikkelt Kaemingk in zijn boek zo een christelijke „derde weg” in het immigratiedebat: één die tussen de klippen van bang nationalisme en romantisch multiculturalisme door wil laveren. Of, in andere woorden: een weg tussen hoge muren enerzijds en open deuren anderzijds.
Hoe ziet die derde weg er concreet uit? Kaemingk noemt aan het eind van zijn boek een aantal voorbeelden die hij in Nederland is tegengekomen. Die derde weg wordt bijvoorbeeld zichtbaar in het werk van Evangelie & Moslims, waarin moslims met respect worden bejegend maar waarin de verschillen allerminst worden verdoezeld. Dat is de weg die Kaemingk wijst: oog houden voor het onderscheid, maar tegelijkertijd de ander zonder angst en met open vizier tegemoet treden.
Tussen de regels door is steeds te lezen dat dit boek zich mede en misschien wel vooral richt op Amerikaanse evangelicals. Zij moeten leren leven in een land waarin ze het steeds minder voor het zeggen hebben. Liever dan het uitventen van slogans als ”Claim America for Jesus” ziet Kaemingk Amerikaanse evangelicals gaan in het spoor van de ChristenUnie, die geen „culturele dominantie” nastreeft, maar vanuit de marge van de samenleving „een opbouwende bijdrage” wil leveren.
SGP en CDA zijn daar in Kaemingks optiek minder of zelfs helemaal niet in geslaagd. „Zij faalden in het weerstaan van de nationalisten en populisten die de islam aanvielen.” Een fors deel van de christenheid in Nederland is „óf niet in staat óf niet gewillig om een moedig tegenpubliek te vormen dat de rechten en de waardigheid van de islam verdedigt”, concludeert hij.
Gedragspatronen
Op dit punt is Kaemingk vatbaar voor tegenspraak. Het lijkt in zijn boek soms net alsof een andere gedachtegang vanuit christelijk oogpunt gezien onmogelijk is, terwijl bijvoorbeeld de christelijk-historische traditie met haar nadruk op het belang van een cultureel fundament onder een samenleving toch ook sterke papieren heeft.
De vraag is verder of Kaemingk een gemiddelde christen niet overvraagt. Leven vanuit angst is nooit een goed idee, maar diepgewortelde gedragspatronen verander je niet zomaar. Het is nu eenmaal een gegeven dat heel wat orthodoxe christenen in Nederland, net als in Amerika overigens, een waar schrikbeeld hebben van de islam en van moslims.
Aan de andere kant: het Evangelie overvraagt een mens net zo zeer. Leven op een volmaakte manier, dat is de opdracht. Het lukt alleen in Christus. En daarom is het van groot belang dat dit boek op een christocentrische wijze is geschreven. Kaemingk benadrukt herhaaldelijk dat het niet gaat om een bepaalde christelijke leefstijl, maar om leven vanuit Hem. Dat is een verademing, ook als xenofobische onderbuikgevoelens toch weer opspelen.
Christian Hospitality and Muslim Immigration in an Age of Fear, Matthew Kaemingk; uitg. Eerdmans; 338 blz.; € 21,99.