Eenvoudige, maar lekkere roomborstplaat
Op grijphoogte stonden ze altijd, ergens op het randje van een van de boekenkasten in mijn ouderlijk huis. Een chocoladeletter –zo’n grote M natuurlijk, beter kon je het als kind niet treffen– en nog iets zoets: een marsepeinen figuur of een suikerbeest. Vaste prik in december, in elk geval in mijn herinnering.
Dat suikerbeest was natuurlijk veel te groot. Iets om weken op te teren, maar zoiets is te hoog gegrepen als het je elk moment aangaapt. Tegenwoordig laat ik mierzoete, gekleurde suikerbeesten links liggen. (Je ziet ze ook niet zo veel meer, dat scheelt.) Het chique broertje roomborstplaat komt hier wel af en toe in huis. Net zo goed suikerwerk, maar dan met room. Hard vanbuiten en smeltend zacht vanbinnen, als het tenminste goede is.
Wie zelf borstplaat wil maken en het serieus wil aanpakken moet volgens kenners aan de slag met glaceerfondant, een halffabricaat uit de bakkerswereld (denk aan het roze-koekenlaagje – zoiets is het).
Via internet is fondant (het is geen rolfondant) goed te krijgen, maar ik wilde het toch eerst weer eens op grootmoeders manier proberen, dat borstplaat maken. Met alleen suiker, room en wat boter. Het resultaat viel helemaal niet tegen. Stevig van buiten, zoet en smeltend van binnen, met een fijne structuur. Maar voor de zekerheid noem ik het simpele huis-tuin-en-keukenborstplaat.
Simpele roomborstplaat
Ingrediënten (voor 6 middelgrote of 3 grote figuren): 150 g witte basterdsuiker, 35 ml ongeklopte room, 10 ml water, klein klontje boter (ong. 5-10 g); evt. mespunt vanillemerg of een kleine tl poeder voor oploskoffie.
Bereiding
Bekleed een bakplaat met bakpapier. Leg metalen uitsteekvormpjes klaar als je die wilt gebruiken, dompel ze even onder in water, laat goed uitdruipen en leg ze op de bakplaat (ik heb rondoringen gebruikt). Je kunt de borstplaat ook op de plaat storten en in stukjes snijden of breken.
Doe de suiker samen met de room en het water in een (steel)pan met liefst dikke bodem. Laat de suiker heel rustig oplossen in de vloeistof en roer hierbij regelmatig met een lepel.
Het suiker-room-watermengsel moet een temperatuur van bijna 115 graden Celsius bereiken (haal de pan dus liefst net ervoor van het vuur). Dit is het makkelijkst te meten met een suikerthermometer. Heb je die niet, let dan op de substantie: de massa moet even goed borrelen (dan kan echt wel vijf minuten duren) en wordt iets dikker. Als je wat van de lepel laat druipen, blijft het in draadjes eraan hangen. (Of gebruik de traditionele methode: zorg dat er een bak ijskoud water klaarstaat en laat daar een druppel van het suikermengsel in vallen. Als de druppel in het water een balletje wordt, is de temperatuur goed. Dit heet in banketbakkerstermen het zachte-balstadium.)
Haal de pan van het vuur, voeg de boter toe en roer de massa goed door. Voeg eventueel ook vanille- of koffiepoeder toe. Het mengsel moet iets dikker worden. Wanneer je de lepel voelt krassen over de bodem is het bijna goed.
Vul de vormpjes met de massa of schenk het mengsel op de plaat. Probeer een dikte van ongeveer 0,7 cm aan te houden, dat geeft een lekkere bite. Laat afkoelen en uitharden (kantel de vormpjes na een kwartier eventueel op hun kant).