Veertig jaar zaaien onder moslims
Vraag aan ds. Cees Rentier hoeveel christenen met een moslimachtergrond Nederland telt en je krijgt een voorzichtig antwoord. „Het gaat niet om de cijfers. In de hemel is er blijdschap over één iemand die zich bekeert.”
Het werk van Evangelie & Moslims is levensgevaarlijk en bedreigt de democratische rechtsorde, schreef hoogleraar David Pinto eind 2005 aan premier Balkenende. Aanleiding voor zijn brandbrief was het net verschenen boek ”Hoop voor moslimjongeren” van de Amersfoortse stichting. Die jongeren hebben het al zo moeilijk, betoogde Pinto. „Soms is het enige houvast hun geloof. Door evangelisatie wordt hun de islam ook nog afgepakt. Van moslimjeugd wordt al gevraagd te integreren. (…) Nu willen christenen er ook nog christenen van maken. Dat is levensgevaarlijk.”
Evangelie & Moslims bestaat zaterdag veertig jaar. In het kantoor van de stichting blikt directeur ds. Cees Rentier terug. De brief van Pinto herinnert hij zich nog goed. De ophef duurde niet lang. Opmerkelijker was dat kort na publicatie een groep jonge moslims de stichting uitnodigde voor een discussieavond. „Ze waren heel strikt in de leer en zeiden: „In tegenstelling tot veel christenen die wij ontmoeten, staan jullie tenminste nog voor het christelijk geloof.” Zij zagen ons als een serieuze gesprekspartner.”
De gesprekken kwamen er. Later ook met andere, soms zeer orthodoxe, moslims. Hoe verlopen dergelijke ontmoetingen?
„De genoemde uitnodiging resulteerde in een aantal avonden waarin we elkaar afwisselend ontmoetten in een kerk en een moskee. Vooraf hadden we ons met enkele betrokken gemeenteleden voorbereid. Tot onze verrassing kwamen de moslims niet aan met de Koran, maar met de Bijbel. Zij kwamen beslagen ten ijs, stelden allerlei kritische vragen over de betrouwbaarheid van Gods Woord en het christelijk geloof. Ze waren vol vertrouwen dat de islam de beste antwoorden had.
Later waren we eens met een groep cursisten in een moskee. Het bestuur leidde ons rond en gaf aansluitend een presentatie over hun godshuis en de islam. Halverwege stond een jongere op die dit geen serieuze ontmoeting tussen moslims en christenen vond. Hij zei: „Onze ouders zijn niet echt gemotiveerd voor een dialoog. Maar wij wonen hier en moeten met jullie samenleven. Er is al genoeg spanning. We moeten serieus in gesprek.”
Het was een hele schok voor de ouderen dat hun jongeren hen zo overruleden. Maar er vloeiden zeven ontmoetingsavonden uit voort. De zeer gemotiveerde moslims stelden ons al hun vragen over het Evangelie en over God. Ook bij hen proefden we dat ze aanvankelijk veel vertrouwen hadden in de superioriteit van de islam. Ze dachten gemakkelijk te kunnen aantonen dat het Evangelie een dwaalweg was. Maar gaandeweg constateerden ze dat christenen veel beter thuis waren in de Bijbel dan dat ze zelf kennis hadden van de islam.
Soms bloeien dergelijke bijeenkomsten op en ontstaan er gesprekken van hart tot hart. Je weet niet wat zulke ontmoetingen zullen uitwerken. Dat moet je loslaten. We hopen en bidden dat het Evangelie hun levens verandert.”
Evangelie & Moslims bestaat veertig jaar. Wat is er in al die tijd veranderd?
„De stichting ontstond als gevolg van de komst van grote groepen gastarbeiders naar Nederland in de jaren zestig. Toen ook vrouwen en kinderen overkwamen, besefte de kerk dat de samenleving er een nieuwe bevolkingsgroep bij had gekregen. Dat was tevens in een tijd dat binnen de kerk in toenemende mate twijfel ontstond over de klassieke verzoeningsleer.
Nadat duidelijk werd dat kerkelijke synodes wel iemand wilden aanstellen om zich op moslims te richten, maar deze persoon geen missionaire opdracht wilden meegeven, klonk de roep om dat op een andere manier te realiseren. De Christelijke Gereformeerde Kerken, de Morgenlandzending en de hervormd-gereformeerde organisaties GZB en de IZB sloegen toen de handen ineen. Daaruit ontstond Evangelie & Moslims.
Jaap Beukema was de eerste die kerken ging helpen bij hun missionaire bezinning op de omgang met moslims. Enkele jaren later sloot Herman Takken zich bij hem aan. Beiden trainden kerken en gaven cursussen. Ook verspreidden ze Bijbels en Bijbelstudies in talen van de doelgroep en brachten ze groepen mensen met dezelfde achtergrond bij elkaar.
Aanvankelijk leek het werk ploegen op rotsen. Maar de zendingsgeschiedenis leert dat het soms even duurt voordat het zaad van het Evangelie ontkiemt. Neem Lilias Trotter, een Britse die van 1888 tot 1928 evangeliseerde in Algerije. In al die veertig jaar zag ze weinig vrucht. Maar twee generaties later kwam er een opwekking, volgens lokale kerkleiders juist in de dorpen waar Trotter had gewerkt.
In Nederland begon de bloei vanaf de jaren negentig. Kerken kwamen in beweging als gevolg van de grote instroom van asielzoekers. Gemeenteleden namen de mensen mee naar de diensten. Aanvankelijk beantwoordden vooral Iraniërs de roep van het Evangelie. Gaandeweg zagen we dat ook van andere etniciteiten grotere aantallen tot geloof kwamen.
Het werk van de stichting verschoof in de loop van de jaren. Christenen weten inmiddels veel meer over de islam. De noodzaak om te evangeliseren onder moslims is doorgedrongen tot veel kerkenraden. Nu krijgen we vrijwel elke dag gerichte vragen. Een kerkelijke gemeente wil weten hoe ze iemand met een moslimachtergrond die gedoopt wil worden moet begeleiden. Of hoe een ex-moslim moet omgaan met familie die zijn keus niet respecteert.”
In moslimlanden hebben christenen, zeker als het ex-moslims zijn, soms te maken met agressie. Is dat ook in Nederland een probleem?
„Dit gebeurt helaas structureel, maar het verschilt per etniciteit en er zijn ook positieve ontwikkelingen. In de Turkse en Marokkaanse gemeenschap kwam de laatste jaren meer ruimte voor mensen die de stap maken om Christus te gaan volgen. Iraanse bekeerlingen hadden vanuit de eigen groep eigenlijk bijna nooit te maken met geweld. Onder Syriërs en Irakezen daarentegen zien we helaas dat zij wel sneller agressief zijn richting bekeerlingen of christelijke activiteiten. Wellicht is de drempel om geweld te gebruiken klein voor mensen die uit een burgeroorlog komen.
Alles samengenomen lijkt in Nederland het klimaat voor christenen met een moslimachtergrond verbeterd. Ook vanuit seculiere hoek wordt geweld tegen deze groep veel minder geaccepteerd. Enkele decennia geleden schoof de politie serieuze meldingen van bedreiging van bekeerlingen nog weleens terzijde, zei dat iemand ook niet zo moeilijk moest doen door van moslim christen te worden. Nu erkent bijvoorbeeld de burgemeester van Amsterdam voluit dat dit probleem aandacht verdient.”
Hoeveel christenen met een moslimachtergrond telt Nederland?
„Die vraag is me al heel vaak gesteld en ik probeer altijd deze niet te beantwoorden met een exact getal. Ik beroep me daarvoor op de in 1 Kronieken 21 beschreven zonde van de volkstelling door David. Het gaat niet om de cijfers. In de hemel is er blijdschap over één iemand die zich bekeert. We proberen daar intern ook zo mee om te gaan. Als we horen dat er een moslim tot Christus is gekomen, danken we daar God voor.
Richting moslims willen we ook waken voor triomfantalisme. We houden geen wedstrijd met de islam. In de jaren negentig werd gezegd dat er wel 12.000 Nederlanders moslim waren geworden en dat kreeg uitvoerig aandacht in de pers. Die kant willen we niet op. Door te focussen op aantallen kun je ook gemakkelijk uit het oog verliezen dat veel moslims Christus nog niet kennen.
Vandaag spreken we niet meer over de tientallen bekeerlingen, zoals in de beginjaren, maar over duizenden. In kerken kom je hen ook steeds vaker tegen. De meerderheid van de gemeenten waar ik op zondag voorga, telt één of meerdere ex-moslims. Dat was vroeger echt niet zo.
Als nietig mens ervaren dat God je gebruikt om moslims op het spoor van het Evangelie te brengen door met ze te bidden en uit de Bijbel te lezen, raakt me elke keer weer buitengewoon. Ik heb ervaren dat God nog net zo werkt zoals in de Schrift staat. Mensen die zich eerst fel tegen het Evangelie verzetten, komen krachtdadig tot bekering. Jihadisten veranderen in zachtmoedige types. Dat meemaken in tijden van kerkverlating is een grote bemoediging.”
Stichting gaat inzetten op opleiding en pioniersplekken
Bij de oprichting in 1978 begon de stichting Evangelie & Moslims met slechts één medewerker. Veertig jaar later werken er twaalf mensen. Een deel van hen heeft een moslimachtergrond of is als christen naar Nederland gevlucht. Een van hen is de Syriër Samer Younan. Hij heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de vorming van de Arabisch-Nederlandstalige gemeente Oase te Amersfoort.
De komende jaren wil de Amersfoortse stichting blijven investeren in missionaire samenkomsten of pioniersplekken die zich richten op mensen met een moslimachtergrond. Vanuit kerken is hier veel vraag naar, licht ds. Cees Rentier toe. Ook start ze volgend jaar met een opleiding voor christenen met een moslimachtergrond (mbb’ers) om hen op een gestructureerde manier theologische bagage mee te geven. Doel van de toerusting is dat deze mbb’ers een Bijbelstudiegroep kunnen gaan leiden. Ook leren ze om –in samenwerking met lokale kerken– op een verantwoorde manier het Evangelie uit te dragen.
Een ex-moslim in de kerk
De manier waarop er in zijn kerk wordt gebeden en uit de Bijbel gelezen spreekt hem aan. Het doet Diar (gefingeerde naam) denken aan de periode toen hij in zijn herkomstland muezzin (gebedsomroeper) was.
Diar is een voorbeeld van een christen met een moslimachtergrond (mbb’er) die zich goed thuisvoelt in een traditionele kerkelijke gemeente, zegt ds. Cees Rentier. „Het bidden en Bijbellezen op ietwat zangerige toon en de duidelijke leefregels roepen bij hem herkenbare gevoelens van eerbied op.”
Er is niet één manier om mbb’ers te begeleiden, aldus ds. Rentier. „Maar zeker in de eerste fase is wekelijks contact wenselijk. Iemand die nog maar net christen is geworden, kan in verwarring zijn. Vragen als „Heb ik me altijd zo vergist? Gaat mijn hele familie verloren?” kunnen zo iemand flink bezighouden. De Bijbel is ook dusdanig groot dat een mbb’er er gemakkelijk in kan verdwalen.”
Beslissend om als mbb’er te volharden, is het aansluiting vinden in een kerk. „Als één à twee gezinnen intensief met iemand willen optrekken en de vrijmoedigheid hebben om samen te bidden en Bijbel te lezen, leert de ervaring dat de meesten het wel volhouden.”