Regenwoud Sumatra verdwijnt iets minder snel
Het tropische regenwoud in Sumatra, een van de grote eilanden van Indonesië, verdwijnt in alarmerend tempo. Toch ziet Hans Beukeboom, adviseur natuurbescherming bij het Wereld Natuur Fonds (WWF), dat de afbraak wat vertraagt.
Indonesië heeft zich ertoe verplicht het regenwoud te beschermen en beseft dat de wereld meekijkt, stelt Beukeboom, die dertien jaar in Indonesië woonde en er voor het WWF nog geregeld heen reist.
Orang-oetan, olifant, tijger en neushoorn behoren tot de meest bedreigde soorten op het eiland, dat in de jaren tachtig nog voor meer dan de helft met oerwoud was bedekt. Nu is dat niet eens een kwart meer, een gevolg van de behoefte aan hardhout voor de bouw en de meubelindustrie wereldwijd.
Veel bos maakte plaats voor palmolieplantages, niet zelden volgde de aanplant op bosbranden die tot voor enkele jaren wekenlang woedden.
Overstromingen
Dat ontbossing leidt tot overstromingen weten ook bestuurders en ambtenaren. Zij zien strikter dan in het verleden toe op het verbod op kappen en afbranden van oerwoud. Voor de aanleg van plantages wordt geen vergunning meer gegeven, al is het daarmee niet ineens afgelopen. „De overheid is bang voor claims als ze afspraken niet nakomt.”
Ondanks corruptie en vriendjespolitiek functioneren politie en rechtbanken beter dan voorheen: de rechter accepteert cameravallen en satellietbeelden als bewijs en er zijn al stropers en handelaren in beschermde dieren veroordeeld tot straffen van drie tot vier jaar.
Met de orang-oetans gaat het zelfs iets beter. „Het helpt dat de imams in het strengislamitische Atjeh –het noordelijkste deel van Sumatra– stroperij afkeuren.”
Ook de grote jongens kunnen zich niet alles meer permitteren. „Zelfs de gouverneur van Atjeh is opgepakt voor het aannemen van steekpenningen”, illustreert Beukeboom.
Versnippering
Ook de versnippering van het woud is een probleem. Tijgers leggen grote afstanden af en komen zo in botsing met de mens. Net als de olifanten, die vaste trekroutes volgen. Elk jaar eist dat mensenlevens en er worden nog steeds olifanten vergiftigd.
Unilever en Michelin echter hebben met hun toeleveranciers afgesproken de dieren via palmolie- en rubberplantages van het ene stuk oerwoud naar het andere te laten trekken. „De schade blijft beperkt: olifanten eten alleen boompjes tot die een jaar of drie zijn, daarna zijn ze te groot.” Beukeboom benadrukt „dat palmolieplantages niet bijdragen aan de biodiversiteit, wel aan het overleven van soorten.”
De versnippering maakt voortplanting van de extreem zeldzame Sumatraanse neushoorn, vrijwel onmogelijk. „Als we niets doen zijn ze over tien tot twintig jaar technisch uitgestorven.” De naar schatting tachtig die er nog zijn, kunnen nauwelijks een partner vinden. Daarom wil het WWF dieren vangen en bij elkaar brengen. Ook wordt er gewerkt aan een fokprogram met de nauw verwante neushoorns uit Kalimantan (Borneo).
Ecotoerisme
De bevolking compenseert het verlies van inkomen door de betere bescherming van het woud met ecotoerisme. „Er zijn hotelletjes nodig en gidsen. De mensen willen niet langer afhankelijk zijn van de plantages en kunnen in de bossen kruiden halen, rotan en brandhout.”
Het milieubewustzijn in Indonesië is minimaal. De miljoenensteden worden verstikt door uitlaatgassen en de uitstoot van fabrieken. Plastic wordt weggegooid en vuilnis verbrand. Campagnes om geen rietjes of papieren handdoekjes te gebruiken helpen, net als kritische geluiden uit het toerisme, mensen bewuster te maken. Beukeboom: „Het is een eerste stap: gedrag verandert niet ineens.”
Bedreigd
Aantallen bedreigde dieren op Sumatra volgens het WWF:
n Sumatraanse tijger: 300 exemplaren, in de jaren zeventig waren dat er circa 1000.
n Olifant: 1000 exemplaren, rond 2010 waren dat er nog ongeveer 1700.
n Orang-oetan: 14.600 exemplaren, begin deze eeuw waren dat er nog 45.000.
n Sumatraanse neushoorn: 80 exemplaren. Negentig procent van alle Sumatraanse neushoorns is in veertig jaar tijd verdwenen.