Vage visioenen bieden geen hoop
Nog nooit hadden we het zo goed en leefden we zo veilig en schoon. Toch kijken we met weemoed naar de goede oude tijd. En tegelijk sluiten we onze ogen voor de immense wereldproblemen.
Waarom zijn we zo dwaas? Is er nog hoop op verandering? Over deze vragen verschenen boeken van de historici Philipp Blom en Rutger Bregman. Zowel Blom als Bregman publiceerde al eerder over actuele thema’s. Bloms voorlaatste boek behandelde de enorme gevolgen die de opwarming van de aarde met zo’n twee graden Celsius in de zeventiende eeuw veroorzaakte. In zijn nieuwste boek, ”Wat op het spel staat”, wil hij duidelijk maken dat de mens, „homo sapiens”, nog grotere veranderingen staan te wachten. In Bloms evolutionaire woorden: „In alle miljoenen jaren van evolutie vreten dieren, vooral één ervan, namelijk homo sapiens, zich nog steeds door natuurlijke hulpbronnen heen alsof die onuitputtelijk zijn, sneller en vraatzuchtiger dan ooit.”
De Duitse historicus is erg somber: er komt een enorme klimatologische en ecologische ramp op de aarde af. De mensen zijn niet bij machte daar veel aan te veranderen. En extra onheilspellend: de mensen lijken de situatie ook niet te wíllen veranderen, omdat ze tegenwoordig geen dromen en toekomstvisies meer hebben.
Blom duidt deze ontwikkelingen maatschappelijk, historisch, economisch en politiek. Daarbij zegt hij zeker zinnige dingen, maar echt overtuigend wil zijn betoog niet worden. Enerzijds heeft dat te maken met het evolutionisme dat door zijn gehele analyse verweven is. Wie niet gelooft in de toevalligheid van menselijk leven op aarde, kan niet meegaan met Bloms pessimistische analyses van vorige en volgende evolutionaire processen.
Anderzijds is bij Blom alles zwartwit, en dan vooral zwart. Daardoor wordt het soms wel heel simpel. Alleen al de gevolgtrekking die hij trekt uit Calvijns predestinatieleer laat dat zien: wie arm is, blijkt uitgesloten te zijn van Gods welgevallen. Alsof het Bijbelboek Job niet bestaat, om maar wat simpel tegenwicht te bieden tegen zo’n Bijbelinterpretatie.
Fukuyama
De vragen die Blom stelt, zijn echter wel relevant. Wie wil weten wat er op het spel staat, hoe ernstig de situatie is en welke antwoorden worden gevonden als de Bijbel geen richting mag geven, doet er daarom goed aan verder te lezen in ”De geschiedenis van de vooruitgang” van Rutger Bregman. Deze Nederlandse historicus beantwoordt dezelfde vragen als Blom, maar gaat daarbij steeds een spade dieper.
Volgens Bregman kan geen samenleving het stellen zonder vooruitgangsgeloof. Als perspectief en zingeving ontbreken, blijft alleen economische groei nog over. Wezenlijke vooruitgang kan die groei de rijke wereld echter niet meer bieden.
Al in 1989 zag de Amerikaanse denker Francis Fukuyama dat in. Hij wordt zowel door Blom als door Bregman aangehaald. Volgens Fukuyama zou binnen afzienbare tijd de hele wereld inzien dat de liberale democratie heeft gezegevierd. Daarmee komt er een einde aan de geschiedenis, omdat er geen wereldschokkende gebeurtenissen meer zullen zijn. Er resten slechts feiten en cijfers.
Volgens Bregman ziet Fukuyama over het hoofd dat elke vooruitgang zijn nadelen heeft. Bregman noemt die nadelen ”vooruitgangsvallen”. Hij neemt Paaseiland als voorbeeld. Ooit bloeide daar een beschaving, waarvan de enorm knappe standbeelden het bewijs zijn. Er ontstond echter bomenschaarste, mensen zagen te laat het gevaar en moordden elkaar uiteindelijk uit. Bregman ziet de analogie met het heden voor zich: diersoorten sterven rap uit, grondstoffen raken op, ontbossing blijft toenemen en toch stagneert de internationale samenwerking rondom het klimaat.
Crisis
Volgens Bregman heeft het wereldkapitalisme twee kolossale voortuitgangsvallen veroorzaakt die de geschiedenis levend houden: een ecologische crisis en een ongelijkheidscrisis. De aarde zal nooit kunnen dragen dat de hele wereld het westerse consumptieniveau overneemt. Bovendien is de wereldwijde ongelijkheid sinds de Industriële Revolutie alleen maar groter geworden. „Dit is niet het einde van de geschiedenis, maar het begin van de ellende”, concludeert Bregman in een van zijn vele pakkende oneliners.
Er zijn twee keer zoveel democratieën als in 1989, maar deze worden steeds zwakker. Er zijn immers steeds minder kiezers, die bovendien minder vertrouwen in de democratie hebben. Wat voorheen politieke vraagstukken waren, zijn nu technische vraagstukken, die niet door politici maar door experts moeten worden opgelost. Het zijn vraagstukken waar je eigenlijk niet over van mening kunt verschillen. De democratie is zo veranderd van een ideeënmachine in een legitimeermachine. De politiek ingaan is carrière maken en staat los van het idealisme. Daarmee ondergraaft de democratie zichzelf: oplossingen voor de vooruitgangsvallen worden niet meer gevonden.
Vooruitgangsgeloof
Hoe kan het dan anders? Ideologisch gezien blijft de democratie superieur, stelt Bregman, maar in realiteit functioneert dat niet zo. Postmodernisme en multiculturalisme zijn geen vervangers, want ook zij bieden geen visie op de samenleving, geen plan voor de toekomst, geen idee over het goede leven; en dat is wat een samenleving nodig heeft.
Deze tijd heeft volgens Bregman dus een vooruitgangsgeloof nodig dat in staat stelt geluk weer in verwachting te zoeken in plaats van in het bevroren heden of in nostalgische herinneringen aan een vervlogen verleden. Het leven zelf moet daarin centraal staan. De tijd dringt daarin ook voor Bregman, omdat ook hij bang is dat de milieuproblemen uit de hand kunnen lopen en het milieu zich dan echt wel zonder de mensen, „de omhooggevallen apen”, redt.
Dromen
Zowel Blom als Bregman kan het niet over zijn hart verkrijgen om helemaal geen hoop meer te koesteren voor de toekomst. Het is frappant dat beiden een droom nodig hebben om die hoop te houden. Bregman signaleert notabene dat we zingeving missen, die in het christendom wel aanwezig is. Daarbij haalt hij een neurologisch onderzoek aan waaruit blijkt dat wetenschap onnatuurlijk en religie natuurlijk is voor de hersenen.
Tegelijk is de God van Genesis volgens Bregman „voor steeds minder van ons een optie”. Om toch hoop te kunnen bieden, heeft hij een zelfbedacht visioen nodig: We zitten in een kar, we moeten meerijden, we proberen steeds grotere kuilen en diepere afgronden te ontwijken, maar blijven dromen van een weg zonder kuilen, al weten we niet of die er zal komen. Blom construeert geen kar, maar een tandenfee. „Laten we realistisch zijn”, zegt hij, om twee zinnen verder te vervolgen: „Laten we ons dus voorstellen dat de tandenfee van de geschiedenis alle mensen van deze planeet in een niet al te verre nacht in een droom zou openbaren hoe penibel hun situatie is.” Vervolgens moeten al deze mensen in actie komen en dan zal er misschien nog hoop zijn.
Voor wie zijn hoop niet op vage visioenen, maar op een zekere Bijbels verwachting stelt, zijn dit pessimistische en armzalige perspectieven. Dat neemt niet weg dat veel rake en dwaze analyses van Bregman – over de weigerambtenaren, over wat vooruitgang is – de moeite van het doordenken waard zijn.
Boekgegevens
”Geschiedenis van de vooruitgang”, Rutger Bregman; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 234 7451 7; 432 blz.; € 15,-; ”Wat op het spel staat”, Philipp Blom; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 234 6598 0; 224 blz.; € 19,99.