De aflaat in 2018
De Reformatie begon met een fel protest van Maarten Luther tegen de aflaathandel. Die vormde de aanleiding voor zijn 95 befaamde stellingen. Hoe is het vandaag met de aflaat? Ex-priester Ley Bodden: „De leer erachter bleef ongewijzigd, alleen de praktijk veranderde.”
Met volle overtuiging maakte Ley Bodden de overstap van het rooms-katholicisme naar het gereformeerde protestantisme. Wel pleit hij voor een eerlijke weergave van rooms-katholieke leerstellingen en gebruiken. Daar schort het nogal eens aan in reformatorische kring, door gebrek aan kennis. Ook over de aflaat. „Sommige predikanten beweren dat die uit de tijd is. Anderen dat de aflaten nog wel bestaan, maar niet meer tegen betaling. Een volgende categorie is van mening dat er nog steeds voor moet worden betaald.” Het juiste antwoord is volgens de ex-priester uit Nieuw-Lekkerland ”b”.
Een correcte beoordeling van de aflaat vereist kennis van de kerkelijke tucht in de Vroege Kerk. „Het was destijds gebruik dat mensen hun zonden in het openbaar beleden, om zo vergeving te verkrijgen en met God weer in het reine te komen. Al snel werd daar het element van boete aan toegevoegd, vanuit de gedachte dat de gelovige door de zonde een tijdelijke straf over zich had afgeroepen. Daarvoor werd een boetedoening bepaald. In de loop van de tijd ontstonden er zogenaamde boeteboeken, waarin nauwkeurig allerlei zonden werden beschreven en de boete die daarbij hoorde. Vanaf die tijd werd het ook mogelijk om de boetedoening te verminderen door goede werken, zoals vasten en het geven van aalmoezen.”
Vagevuur
De officiële aflaat ontstond door de ontwikkeling van de theologie van het vagevuur, rond de 11e eeuw. Niet elke boetvaardige zondaar kreeg voldoende tijd van leven om een tijdelijke straf volledig te dragen. „Dat bracht de kerk tot de opvatting dat er een bestemming tussen hemel en hel moet zijn. Een plaats van loutering, waar de openstaande zondestraf alsnog kan worden uitgeboet. Tegelijkertijd ontstond het gebruik om voor de doden te bidden en ook voor hen boetedoening te doen, om hun tijd in het vagevuur te bekorten. Afhankelijk van het goede werk dat werd verrichtte, was een aflaat gedeeltelijk of volledig.”
In de ontwikkeling van de aflaattheologie speelde de nood van de tijd volgens Bodden een belangrijke rol. „Het leven in de late middeleeuwen was niet eenvoudig. Mensen werden geconfronteerd met natuurrampen, oorlogen en epidemieën. Daar kwam nog bij dat het uitzicht op een eeuwig leven in de hemel werd vertroebeld door de angst niet genoeg boete te hebben gedaan. De aflaten boden de mogelijkheid om van de straffen verlost te worden, niet allen in dit leven maar ook in het leven na de dood. Er waren predikers die daar handig gebruik van maakten.”
In het algemeen was bij de verkoop van aflaten geen sprake van bewuste misleiding of zelfverrijking, nuanceert de ex-priester. „De opbrengst werd gebruikt voor de bouw van ziekenhuizen, weeshuizen en scholen. De bouw van een kerk werd gezien als het summum van goed werk. Vandaar dat er een jubileumaflaat kwam voor de bouw van de Sint-Pietersbasiliek in Rome.”
Vooral de Duitse dominicaan Johann Tetzel werd bekend vanwege zijn aflaatprediking voor dit doel. Hij joeg het volk bewust angst aan voor de verschrikkingen van het vagevuur en haalde daardoor kapitalen binnen voor de geldverslindende basiliek in Rome. Het was met name het optreden van Tetzel dat Luther bracht tot het formuleren van zijn stellingen over de ware boetedoening.
Goede werken
De opmars van de Reformatie was voor de Rooms-Katholieke Kerk reden om op basis van de besluiten van het concilie van Trente (1545-1563) intern orde op zaken te stellen. Zo werd de handel in aflaten verboden en was de tijd van speciale aflatenpredikers voorbij. Maar daarmee was het niet gedaan met de aflaten zelf, benadrukt Bodden. „De Catechismus van de Katholieke Kerk noemt de aflaat „de kwijtschelding ten overstaan van God van tijdelijke straffen voor de zonde die, wat de schuld betreft, reeds vergeven werden.” De gelovige kan deze kwijtschelding onder bepaalde welomschreven voorwaarden verwerven door toedoen van de kerk, die als beheerster van de verlossing met gezag de schat der voldoeningen van Christus en de heiligen uitdeelt en toepast. De leer achter de aflaten bleef dus ongewijzigd, alleen de praktijk veranderde.”
Een aflaat kan nu worden verdiend door biecht, communie en hoorbaar opgezegde gebeden. „Een volle aflaat is te verkrijgen door het ontvangen van de pauselijke zegen, de zegen van een bisschop of in het stervensuur die van een priester. Andere mogelijkheden zijn onder meer lezing van de Heilige Schrift gedurende een halfuur, het volledig uitlopen van de zogeheten Stille Omgang in Amsterdam, het publiek bidden van het ”Te Deum” op de laatste dag van het jaar of een geestelijke oefening van minimaal drie dagen.”
Bij bijzondere gelegenheden kan de paus een speciale volle aflaat uitvaardigen. Dat gebeurde onder meer in 2016, het „buitengewoon jubeljaar van barmhartigheid” (zie ”Gratie voor vrouwen die kozen voor abortus”). In 2017 deed hij dat vanwege de honderdste verjaardag van de verschijningen van Onze Lieve Vrouwe in het Portugese stadje Fátima.
Actueel
De betekenis en de actualiteit van de aflaat, ook voor de jonge generatie rooms-katholieken, wordt voor Bodden onderstreept door de app die in 2016 werd uitgebracht onder de naam ”Indulgentia”, het Latijnse woord voor aflaat. „Via deze app ontvangt de gebruiker een overzicht van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een aflaat te verkrijgen. Hoewel voor een aflaat geen geld meer mag worden gevraagd, is de app niet gratis.”
Naast de aflaat ten behoeve van geliefden die nog lijden in het vagevuur kent de Rooms-Katholieke Kerk tot de dag van vandaag de mis voor de zielenrust van overleden gelovigen.
„Daarover zegt de Catechismus van de Katholieke Kerk: „De Eucharistie als offer wordt ook opgedragen als eerherstel voor de zonden van de levenden en de doden, en om van God geestelijke of tijdelijke gunsten te verkrijgen.” Een aflaat wordt gezien als een persoonlijke verdienste van mensen. Dat ligt bij de mis anders. Om het met de woorden van de catechismus te zeggen: „Het is Christus zelf, eeuwige Hogepriester van het Nieuwe Verbond, die door het dienstwerk van de priesters het eucharistisch offer opdraagt. En het is ook dezelfde Christus die de offergave is van het eucharistisch offer, werkelijk tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn.”
Met het opgeven van een bepaalde mis- of gebedsintentie brengen rooms-katholieken tot uitdrukking dat zij door hun gebed de overleden persoon die hen lief is, willen laten delen in de geestelijke vruchten van de eucharistieviering. Het geld dat daarvoor aan de priester wordt gegeven, het misstipendium, moet volgens de Rooms-Katholieke Kerk niet worden gezien als betaling. De oorsprong van het stipendium ligt in de liturgie zelf. Voor het deelnemen aan de eucharistie brachten de gelovigen gaven mee, aanvankelijk in natura, later in geld. Ze waren bestemd voor het werk van de kerk, de zorg voor de behoeftigen en het levensonderhoud van de priester.”
Sola
Dat neemt voor de hervormd-gereformeerde ex-priester niet weg dat het Bijbelse zicht op de verzoening mede door de leer van de aflaten steeds meer versluierd raakte. „De Heere Jezus heeft met Zijn dierbaar bloed voor ál mijn zonden volkomenlijk betaald. Hij is ons van God geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en een volkómen verlossing. Daar hoeft geen inspanning van mij bij. De aflaat is een illustratie van de onuitroeibare neiging van de mens om zijn eigen verlossing te bewerkstelligen.”
Intussen is voor Bodden duidelijk dat deze neiging niet is voorbehouden aan rooms-katholieken. „In een wat andere vorm vind je die ook in de gereformeerde gezindte. Hoeveel voorwaarden bedenken we niet waar we volgens ons aan moeten voldoen om Gods genade te kunnen ontvangen? De Reformatie gaf weer een helder zicht op Gods werk, zoals dat wordt weergegeven door de bekende vijf sola’s. Ook reformatorische christenen moeten daar steeds weer op worden gewezen. Om het met woorden van Paulus te zeggen. „Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.””
De praktijk in Polen
In Polen, het rooms-katholieke bolwerk van Europa, is de aflaat nog altijd van grote betekenis, zeker op het platteland. Pedro Snoeijer, veldwerker in Polen voor stichting In de Rechte Straat, wordt er vrijwel dagelijks mee geconfronteerd. „Elke parochie kent dagen waarop de gelovige een hele of halve aflaat kan krijgen, en heeft bovendien een patroonheilige. Ook op de naamdag van die heilige is er een aflaat te verkrijgen. Dat gaat vaak gepaard met feestelijke missen en na afloop een soort kermis op het plein voor de kerk. Bedevaartsoorden hebben speciale aflaataanbiedingen.”
Voor het verkrijgen van een aflaat wordt in principe een zekere inspanning verwacht. „Bijvoorbeeld het bezoeken van een kerkhof waar familieleden zijn begraven om te bidden voor hun zielenheil of tien keer biddend op de knieën rond het altaar kruipen. Veel parochies in Polen bieden op hun internetsite uitgebreide informatie aan over wat een aflaat is en hoe men die kan verkrijgen. Als de aflaat wordt aangeboden door een bekende kerk, komen mensen op de aflaatzondagen van heinde en verre.”
Officieel vraagt de Rooms-Katholieke Kerk ook in Polen geen geld meer voor aflaten. Maar de praktijk is dat op speciale aflaatzondagen gul wordt gegeven, is de ervaring van Snoeijer. „Een deel van de parochies suggereert dat men dat moet doen om de aflaat te krijgen, hoewel dit niet wordt gesteund door de officiële leer. Het is bovendien gebruikelijk om na het overlijden van familieleden veel missen aan te vragen, in het begin zelfs dagelijks, om de tijd van de overledene in het vagevuur te verkorten. Die betaalde missen functioneren in feite als een aflaat. Ze vormen een belangrijke aanvullende bron van inkomsten voor de priesters in Polen, die daardoor royaal kunnen leven. Zo bezien is de aflaatpraktijk die Luther bestreed hier nog springlevend.”
Gratie voor vrouwen die kozen voor abortus
Paus Franciscus machtigde in september 2015 alle priesters om in 2016, het „buitengewoon jubeljaar van de barmhartigheid”, absolutie te schenken aan gelovigen die in het boetesacrament berouwvol om vergeving zouden vragen voor de begane zonde van abortus.
Het ontvangen van absolutie in de biecht is een voorwaarde tot het ontvangen van een jubeljaaraflaat. De speciale aflaat kon worden verdiend door het pelgrimeren naar de „heilige deuren” van de vier grootbasilieken in Rome, of naar die van andere bijzondere kerken. Rooms-katholieken die daartoe niet in staat waren, konden de aflaat ontvangen door godvruchtige deelname aan de eucharistie en het bidden voor de paus. Of door „hun lijden te verenigen met het lijden van Christus”, aldus paus Franciscus.
Volgens het rooms-katholieke kerkelijk recht leidt de keuze van een vrouw voor abortus-provocatus automatisch tot excommunicatie. Met de jubeljaaraflaat wilde de paus zijn betrokkenheid tonen op vrouwen „die in hun hart het litteken dragen van deze kwellende en pijnlijke beslissing.” De vergeving van God „kan niet worden ontzegd aan degenen die boete hebben gedaan, aan de persoon die tot het biechtsacrament is genaderd met een oprecht hart om zich met de Vader te verzoenen”, zo motiveerde paus Franciscus zijn beslissing.