Overheid mag keuzevrijheid rond begraven best begrenzen
Veel wetten die ooit zijn opgesteld en door de volksvertegenwoordiging zijn goedgekeurd en aanvaard zijn na verloop van tijd aan herziening toe. Volgens D66 is dat ook het geval ten aanzien van de Wet op de lijkbezorging. Deze moet in haar ogen nodig worden afgestoft, zo staat te lezen in een initiatiefnota die de partij maandag naar buiten bracht.
De nota is opgesteld door juriste Monica den Boer. Zij kwam een jaar geleden in de Tweede Kamer toen een aantal gekozen D66’ers die boven haar op de kandidatenlijst stonden, doorschoven naar het kabinet.
Op diverse plekken in de nota benadrukt Den Boer dat in het omgaan met de thematiek van begraven en afscheid nemen zorgvuldigheid altijd is geboden. Dat is terecht; ook anno 2018 is de dood geen thema om lichtzinnig mee om te gaan.
Daarmee is nog niet gezegd dat de richting die D66 wil inslaan in alle opzichten valt toe te juichen. Pleidooien in de nota om nieuwe vormen van lijkbezorging, zoals resomeren (het laten verwateren van een lichaam in een zuurbad) of cryomeren (vriesdrogen) gelijk te stellen aan begraven en cremeren, zijn niet nieuw. Ondernemers in de uitvaartbranche kunnen voorstellen daartoe ongetwijfeld onderbouwen met tal van zakelijke, economische en milieutechnische argumenten. Of die in een debat over het piëteitsvol bewijzen van de laatste eer aan overledenen doorslaggevend zouden moeten zijn, is zeer de vraag.
In de nota wordt ook een lans gebroken voor het begraven van tweetallen in één kist. Een wetswijziging is daarvoor noodzakelijk. Gedacht wordt onder meer aan een moeder en een kind die beide in het kraambed overleden, al oppert de nota in één adem door de mogelijkheid van een breder onderzoek naar duo-begrafenissen of –crematies voor „mensen die onverhoopt tegelijk overlijden.” Daarmee wordt al meteen een flinke vervolgstap gezet.
Daarbij valt vragenderwijs de voorzichtige kanttekening te plaatsen in hoeverre één goedbedoelde aanpassing de deur kan openen naar andere, meer bedenkelijke vernieuwingen. Hier en daar lijkt de nota, die zeker behartenswaardige passages bevat, net te veel de geest uit te ademen dat alles in het leven voorwerp van keuzevrijheid moet zijn. Dat denken mag de overheid best wat afremmen; zeker in een maatschappij waarin meer en meer in een sfeer van luchthartigheid wordt gesproken over de dood.
Dat alles neemt niet weg dat Den Boer, al sprekend met organisaties die actief zijn in de uitvaartbranche, wel degelijk ook op zaken met een duidelijke attentiewaarde is gestuit. Zo hekelt zij, overigens bepaald niet als eerste, het gegeven dat het toezicht op het ruimen van graven in sommige gevallen te wensen overlaat, met als gevolg pijnlijke of kwetsende, maar vooral onnodige confrontaties voor de nabestaanden. Dit deel van de nota dat ten doel heeft beheerders van begraafplaatsen bij de les te houden, verdient alle steun.