Synodael journael (IV): Johannes Bogerman, een kei van een kerel
Burgh Liebaert, een denkbeeldige inwoner van Dordrecht in de jaren 1618-1619, houdt een „synodael journael” bij waarin hij beschrijft wat hem opvalt rond de Nationale Synode (die op 13 november 1618 –400 jaar geleden– begon). Vandaag deel 4.
Woensdag 7 november 1618. Alles zindert hier van de spanning voor de naderende synode. Juist omdat er nog veel onzeker is, kan iedereen naar hartenlust speculeren.
Vorige week zijn de Engelse theologen in de stad ontvangen. Bisschop, deken, president, regent, allemaal hoge omes van de Anglicaanse Kerk. Wat moeten die op een gereformeerde kerkvergadering? Ze zijn er op last van koning Jacobus, een belangrijke bondgenoot van prins Maurits. Met hun medewerkers vormen ze een gezelschap van wel twintig man. Gastheer Berck zal blij met hen zijn. De afgevaardigden zijn meteen doorgereisd naar Den Haag om hun opwachting te maken in de Staten-Generaal. Ze worden vanavond nog in Dordt terug verwacht.
Nog steeds moeten er heel wat deelnemers arriveren. Opnieuw is de synode uitgesteld. Van de Nederlandse predikanten en ouderlingen zijn de meesten wel aangeland. Ook zij worden vaak vergezeld door een assistent en moeten ergens onderdak vinden. Trotse heren verwelkomen hen graag. Hun echtgenotes en dienstbodes hopelijk eveneens.
Ik heb ook al verschillende edelen en regenten gesignaleerd. Dat zie je meteen aan hun kleding en uitstraling. Iedere provincie heeft vertegenwoordigers van de Staten afgevaardigd. De grootste ijdeltuit is Walraven van Brederode. Amper 22 jaar, weet deze Hollandse ridder heel goed dat zijn familie bijna net zo rijk is als de Nassaus. Hij mag met zijn gevolg bivakkeren in het oude augustijnenklooster. Vergeleken met zijn kasteel in Vianen is dat nog armoedig. In elk geval laat hij graag zien dat hij een vriendje van prins Maurits is.
Toch heb je altijd nog baas boven baas. Holland is een machtig gewest, maar Gelderland heeft onder de Zeven Provinciën de hoogste rang omdat het een hertogdom is geweest. Vanmiddag liep er een man van middelbare leeftijd door de Voorstraat die indruk maakte door zijn waardige tred en kalme blik. Ik vroeg aan doctor Berck wie dat geweest zou kunnen zijn. Dat was ongetwijfeld Marten Goris, zei hij, de kanselier van Gelderland. Een goed calvinist, een uitstekend jurist en een gezaghebbende bestuurder. Daar kunnen we tijdens de synode veel profijt van hebben.
Zo zien we hier steeds meer vreemdelingen in de stad, van hoog tot laag en van jong tot oud. Winkeliers doen goede zaken en in de herbergen is het druk. De Dordtenaren zelf praten over van alles en nog wat mee. Met een mondje Frans leg je wel contact met een buitenlander of iemand vertaalt wat naar het Nederduits. Ziekentrooster Willem Pietersen legt een verdrietige moeder nog eens uit dat Gods eeuwige predestinatie garant staat voor het behoud van haar gestorven kindje.
Iedereen wacht op wat komen gaat, maar niemand weet precies hoe en wanneer. Vandaag of morgen is het zover. Dan moet de synode bijvoorbeeld ook een voorzitter kiezen, die de klus van zijn leven op zijn bordje krijgt. Het wordt een vrije verkiezing, waar alleen de kerkelijke afgevaardigden aan mee mogen doen. Maar de politieke heren laten ook weer niet alles over aan het lot. Ik hoorde het toevallig mijnheer Berck fluisteren tegen mijn meester Verhaghen: let op die dominee met een lange baard. Hij komt uit Friesland, maar werkte een paar maanden voor de prins in de Haagse Kloosterkerk. Een kei van een kerel: Johannes Bogerman.