Zomerseizoen 2018: oordeel of zegen?
De droogste en warmste zomer sinds tijden. Oogsten die soms maar de helft opbrachten van wat ‘normaal’ is. En toch heeft niemand een boterham minder gegeten en kon de tuin gewoon gesproeid worden. Was het zomerseizoen van 2018 een oordeel of een zegen?
Kurkdroge landbouwgronden. Verdorde weides. Bomen die in juli al hun bladeren lieten vallen vanwege de droogte. Rivieren die lager stonden en staan dan ooit. Het is wonderlijk, maar ook daaraan kan een mens wennen. In het begin van de zomer was er nog even paniek. Want hoe moet het met de watervoorziening en de oogsten als het zo warm en droog blijft? Maar geen nieuws zo groot of het is na een paar dagen dood. En Nederland zou Nederland niet zijn als na een paar weken stralend weer blijdschap niet langzaam overging in gemopper. Want warmte is ook niet alles.
Rijkswaterstaat had het druk. Waar normaal gesproken het water zo snel mogelijk het land uitgewerkt moet worden, was nu de vraag hoe dat water vast te houden.
Agrariërs krijgen altijd als eersten met extreme weersomstandigheden te maken. Eerst mag er nog gesproeid worden. Maar als de droogte duurt, worden er boetes uitgevaardigd voor het onttrekken van water aan rivieren, sloten of bodem. De gevolgen waren er naar. Oogsten van diverse producten waren het afgelopen zomerseizoen tientallen procenten lager dan andere jaren. Met alle financiële consequenties voor de agrariërs van dien.
Langzaam maar zeker drong ook tot de gewone Nederlander door dat het toch wel extreem was, deze zomer. Waterleidingbedrijven riepen op tot zuinigheid tijdens spitsuren. Maar steeds was er ook de verzekering dat er water genoeg was. Zelfs het besproeien van tuinen en het wassen van auto’s werd niet verboden.
Niemand at een boterham minder. De winkels lagen net zo vol als andere jaren. En terwijl agrariërs niet meer sproeien mochten, vulden ouders welgemoed in de ochtenduren het zwembadje voor de kinderen en werd ’s avonds de sproeier op het gazon gezet.
Misschien heeft het te maken met het feit dat de gereformeerde gezindte relatief veel agrariërs telt dat daar al snel de vraag opkwam of, gezien het extreme weer, God ons niet iets wilde zeggen met het uitblijven van de regen. Moesten we het niet zien als een oordeel over ons leven en over onze levensstijl?
Helemaal niet verkeerd om daar eens over na te denken, trouwens. Maar het was ook een vraag die weer andere vragen opriep. Zoals: hoe kun je van een oordeel spreken als die alleen een bepaalde groep treft? Boeren en binnenvaartschippers, bijvoorbeeld. Zijn zij groter zondaren dan anderen?
En: is het niet gemakkelijk om over een oordeel te spreken terwijl we geen boterham minder aten en geen glas water minder dronken dan anders?
Of: voltrekt de echte ramp zich niet in die gebieden in de wereld waar echt geen voedsel en water te krijgen zijn? Want als rijke westerlingen weten we met onze harde euro’s vrijwel altijd wel brood op de plank te krijgen. Al moet het van de andere kant van de wereld ingevlogen worden.
Sommige tegenstemmen waren meer theologisch. Is het spreken over een oordeel bij extreem weer eigenlijk niet een uitvloeisel van heidens denken? Alsof de natuur onze god is. Een grillige god die tevreden gesteld moet worden.
Hoe het antwoord op al die vragen ook luiden mag, duidelijk is dat christenen geen natuurgod belijden maar de God van Israël. God met een Naam en Vader van Jezus Christus. Deze God is geen grillig despoot, maar een betrouwbare Vader, zegt de Heidelbergse Catechismus. Uit Wiens hand ons alles toekomt: regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren.
Van Hem zijn we allen afhankelijk: boeren én burgers. En waar het gevoel van afhankelijkheid van Hem verdwijnt, dáár is in ieder geval sprake van een oordeel. Een oordeel dat zich dus evengoed kan voltrekken in een tijd dat de voorraadschuren de oogsten niet bergen kunnen.
Het omgekeerde is niet minder waar. Ook in een tijd van schaarste en problemen voor bepaalde groepen kan Zijn zegen ervaren worden. Ook het afgelopen seizoen was immers ons brood zeker en ons water gewis. God zij daarvoor gedankt. Terwijl juist op dankdag de voorbede voor hen die door de weersomstandigheden zorgen hebben, niet vergeten mag worden.