Kerkhistorie met een knipoog: zieke zielzorgers
Ik las eens dat predikanten iets ouder worden dan de gemiddelde man. Ook van hen geldt echter dat ze hier geen blijvende stad hebben. Dat ook zij te maken krijgen met ziekte – niet alleen in de zielzorg, maar ook persoonlijk.
Dat kan variëren van ”ziek van de kerk” zoals de titel luidt van een boek dat ds. J. Belder tien jaar geleden schreef, tot allerlei ernstige aandoeningen die de dood ten gevolge hebben. Sinds Luther op de Wartburg in twaalf weken tijd het Nieuwe Testament in het Duits vertaalde, kreeg hij tal van lichamelijke klachten zoals aambeien, ulcus curis (open been), de ziekte van Menière (chronische oorsuizing), maagpijn, obstipatie, zomerdiarree, hevige hoofdpijn, angina pectoris, duizeligheid, infecties van urinewegen en de nieren…
Luther, die vast meende dat de duivel daar achter zat, schreef aan Melanchthon: „Mijn gezondheid, die is weliswaar onzeker, maar omdat ik voel dat het geen natuurlijke ziekte is, verdraag ik die moediger en veracht ik de vuistslagen van die satansengel op mijn lichaam. Als ik niet kan lezen of schrijven, kan ik toch nog denken, bidden en hem daarmee ergeren.”
Het lijstje met kwalen waaraan Johannes Calvijn leed deed niet onder voor dat van Luther. Hij leed veel aan hoofdpijn; voorts kampte hij met pleuritis, een endeldarmaandoening van ernstige aard, de derdedaagse- en vierdedaagse koorts, graveel met niersteenkoliek en jicht. Met name de laatste vijf jaren van zijn leven waren zwaar voor het lichaam. Zo veel mogelijk werkte Calvijn door en het lijden verdroeg hij geduldig.
Anders dan Luther zag Calvijn de ziekte voortkomend uit de vaderlijke hand Gods. Hij schreef eens dat ziekten medicijnen zijn om te zuiveren van liefde tot de wereld. Voor zijn sterven zei hij nog met Psalm 39: „ik zal mijn mond niet opendoen, Heere, omdat Gij het hebt gedaan.”
Wijlen ds. Joh. van der Poel, die 27 maal in het ziekenhuis lag en 13 operaties onderging, leed ook eens aan een ziekte die met de kerk te maken had. Hij was niet ziek van de kerk maar ziek voor de kerkdienst. Het was in de Tweede Wereldoorlog in Giessendam. Elke zondag kwam ouderling Dubbeldam ds. Van der Poel ophalen voor de kerkdienst. Die ene keer ging de predikant echter niet mee, want hij was ziek. Dubbeldam ging poolshoogte nemen. Toen hij bij Van der Poels bed kwam lag deze met het hoofd onder de dekens. Ik citeer Van der Poel in ”Eben Haezer”: „Leentje (ouderling Dubbelman) lichtte echter die deken van mijn voorhoofd af en legde zijn handen op mijn hoofd. Hij zei: „U hebt helemaal geen koorts; hebt u wel een tekst?” „Neen”, antwoordde ik, „ik heb geen tekst.” „Juist”, zei hij, „dat is uw ziekte. Kleedt uzelf maar aan; ik zal wel even wachten.” Als een geslagene zei ik tegen hem: „Ja”, maar ik heb geen tekst.” En wat zei hij daarop? „Dat geeft niet, want dan gaat u maar stil op de preekstoel zitten en dan blijven wij ook stilzitten.””
Wandelend naar de school waar de oud gereformeerden toen ’s zondags vergaderden, kwam ds. Van der Poel toen Mattheüs 6:33 voor: „Zoekt eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.”