Klimaatverandering daagt waterschappen uit tot flexibel waterbeheer
Nederland moet droge voeten houden. Dat is vanouds de taak van de waterschappen. Maar de zomers van nu zijn geregeld langdurig droog, met als gevolg watertekorten. Een uitdaging voor het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat in één gebied zo’n beetje alle Nederlandse waterproblemen het hoofd moet bieden. Hoe pakt het dat aan?
Van oudsher pompen de hoogheemraadschappen wateroverschotten weg. „Boeren willen in het voorjaar het land op. Wanneer het te nat is, zakken de landbouwmachines in de klei”, legt aquatisch ecoloog Michiel Schreijer uit. Hij is strategisch adviseur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in Noord-Holland.
Veel agrariërs waren daarom blij met de droge lente. Maar die euforie sloeg om toen de droogte afgelopen zomer lang aanhield.
Droogte is een van de trends die het KNMI voorspelt in de publicatie ”Klimaatscenario’s voor Nederland 2014”. Het hoogheemraadschap baseert er zijn waterbeheer op. Schreijer: „Die publicatie ligt onder het hoofdkussen van elk waterschap.” De weerdienst verwacht dat warme extremen in de zomer steeds waarschijnlijker worden, met een toename van neerslagextremen in de winter.
Het hoogheemraadschap is er alles aan gelegen om het beschikbare zoetwater eerlijk te verdelen en het waterbeheer klimaatbestendig te maken. Dit gebeurt onder andere door het waterpeil flexibeler te maken, waarmee het voorsorteert op de klimaatverandering.
„We willen eerder en sneller reageren bij wateroverlast en droogte, door bijvoorbeeld gebieden in ons beheersgebied beter met elkaar te koppelen. Waar geen regen valt, brengen we water. En waar te veel water is, pompen we het weg. Omdat zoetwater in de toekomst steeds schaarser en kostbaarder wordt, nemen wij de verantwoordelijkheid om dit binnen de huidige infrastructuur duurzaam en eerlijker te verdelen”, verklaart Schreijer.
Maar ook op het gebied van CO2-reductie neemt het hoogheemraadschap zijn verantwoordelijkheid. De organisatie staat in de top vijf van grootste energieverbruikers in Noord-Holland. „Ook door te investeren in groene stroom en eigen energieopwekking, zoals het gebruik van zon- en windenergie, anticiperen we op klimaatverandering.”
Te veel water
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier kampt bij extreme nattigheid met een groot probleem. Ruwweg 90 procent van het beheersgebied ligt onder zeeniveau. Via vier grote boezemsystemen –netwerken van ringvaarten, kanalen en meren– moet het overtollige water uit de polders via pompen, sluizen en gemalen worden afgevoerd. Om ten slotte te worden geloosd op de Noordzee, het IJsselmeer en het Markermeer. „Deze boezems vormen de slagader van ons waterbeheer”, zegt Scheijer.
De afgelopen honderd jaar is de neerslag met 18 procent toegenomen. En dat zet de boezemsystemen in het Noorderkwartier flink onder druk. In 1994 viel er op één dag 30 millimeter regen. Schreijer: „En dat terwijl een boezem maximaal 14 millimeter neerslag per etmaal kan afvoeren.”
Het ligt voor de hand dat het hoogheemraadschap de pompcapaciteit uitbreidt om het overtollige water sneller te kunnen lozen. Rond de Schermerboezem is dat ook gebeurd; de pompcapaciteit van het grootste boezemsysteem in het Noorderkwartier bleek tekort te schieten. Het Zaangemaal bij IJmuiden wordt daarom vergroot. Bovendien is vorig jaar bij Schardam het nieuwe gemaal Mantel in gebruik genomen.
Waterschap Geestmerambacht heeft het meest te lijden van extreme neerslag. Dat komt doordat na de grote ruilverkaveling in de jaren vijftig –waarbij veel sloten zijn gedempt– nog slechts 1,5 procent van dit gebied uit open water bestond. Elke druppel regenwater moest direct worden weggepompt om de voeten droog te houden. Voorheen bestond ruim 30 procent van Noord-Holland uit open water. Daarvan is amper 7 procent overgebleven.
Halverwege jaren negentig is het programma waterbergingsgebieden ontwikkeld, om de boezems bij veel neerslag te ontlasten. Sindsdien is er 400 hectare open water bij gegraven, waardoor overtollig water tijdelijk in de polders kan worden geborgen voordat het op de boezems wordt gemalen. Het percentage open water in het waterschap Geestmerambacht is na de aanleg van waterberging vergroot richting de 2,5 procent. Sinds 2000 moeten bedrijven en particulieren die waterlopen dempen, dit elders compenseren.
De forse toename van het percentage verhard oppervlak is een andere belangrijke oorzaak waardoor bij hevige neerslag wateroverlast ontstaat. Denk aan de bouw van woonwijken en de aanleg van wegen en bedrijfsterreinen. Door klimaatverandering komen vaker zogeheten clusterbuien voor, buien die lokaal in korte tijd zeer grote hoeveelheid water loslaten. In combinatie met meer bebouwing leiden die vaker tot wateroverlast.
Zo werd in augustus 2006 het centrum van Egmond aan Zee tot tweemaal toe door zo’n clusterbui getroffen. Er viel een keer 50 millimeter in één uur en 83 millimeter in twee uur tijd. Omdat het centrum in een kom ligt, stroomde al het water naar het laagste punt. Straten en winkels stonden in een mum van tijd blank.
„Die gemeente trof grootscheepse maatregelen om wateroverlast door extreme regenval in de toekomst te voorkomen”, zegt Edwin Verbeek, beheerder stedelijk water en riolering. „Er zijn drie grote bergings- en infiltratiebassins onder de grond gerealiseerd. Rekening houdend met klimaatverandering is er gekozen voor een modelbui van 60 millimeter. Die moet binnen een uur zonder overlast te verwerken zijn via de bassins.”
Te weinig water
Van wateroverlast is dit jaar allerminst sprake geweest, eerder van een watertekort. Op het recorddroge jaar van 1976 na had 2018 de droogste zomer ooit gemeten. Vooral het noordwesten van het land werd getroffen door de droogte. In de kop van Noord-Holland liep het neerslagtekort op tot ruim boven de 300 millimeter.
„Het neerslagtekort wordt berekend door de neerslag en de verdamping van elkaar af te trekken. Wanneer dit getal negatief is, is er sprake van een neerslagtekort”, verklaart aquatisch ecoloog Michiel Schreijer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Door gebrek aan zoetwater dringt zout zeewater via de ondergrond binnen. Daardoor verzilt de bodem. Ironisch genoeg telen akkerbouwers op de zandgronden in de kop van Noord-Holland veel bloembollen; die zijn extra gevoelig voor verzilting. „Boeren opperen dat we de sloten tijdens extreme droogte met zoetwater uit het Markermeer moeten doorspoelen. Maar sinds 2011 zeggen wij dat we het boezemsysteem daarop niet meer gaan aanpassen of uitbreiden. Er zal een moment komen waarop we zeggen dat de bollentelers het verziltingsprobleem zelf moeten oplossen. Al is daarvan nu nog geen sprake.”
Door de temperatuurstijging en de frequenter voorkomende perioden van langdurige droogte verdrogen en verzakken de veenweidegebieden steeds sneller. Gemiddeld met 6 tot 12 millimeter per jaar, boven op de geologische daling van Noord-Holland, die 5 tot 20 centimeter per eeuw bedraagt. Vooral het zuidoosten van het Noorderkwartier is hier gevoelig voor.
„De oorzaak hiervan is de oxidatie van het veen, dat in gang wordt gezet zodra het boven de grondwaterspiegel komt te liggen. Het veen verteert door bacteriën, en daarbij komt veel van het broeikasgas CO2 vrij.”
Daarom houdt het hoogheemraadschap het veen boven het Noordzeekanaal zo nat mogelijk, weet Schreijer. „We houden het grondwaterpeil in veenweidegebieden op gemiddeld 40 centimeter onder het maaiveld.” In de rest van Nederland varieert dat van 60 tot 120 centimeter. „Ook zullen de waterschappen bij langdurige droogte het grondwaterpeil hier hoog moeten houden om te voorkomen dat funderingen van huizen bloot komen te liggen en verzakken.”
In het extreem droge voorjaar van 2011 liet het hoogheemraadschap in totaal 130 miljoen kubieke meter water uit het IJssel- en Markermeer binnen in het boezem- en poldersysteem van het Noorderkwartier. In 2018 is er meer dan 140 miljoen kuub binnengelaten.
Via de IJssel wordt er water naar het IJsselmeer geleid, waarmee de zoetwatervoorraad van Nederland wordt aangevuld. „Alle gebieden rondom het IJsselmeer en Markermeer onttrekken er water aan. Dat gebeurt door de waterinlaten die de hoofdkranen van ons land zijn”, zegt Schreijer. In een extreem droog jaar wanneer de verdamping gelijk is aan de aanvoer via de IJssel en wanneer alle inlaten maximaal openstaan, zakt het waterpeil in het IJsselmeer met 7 centimeter in tien dagen.
Wanneer het niveau in het Markermeer onder de 40 centimeter NAP zakt, stroomt het water niet meer onder vrij verval het boezemsysteem in. In dat extreme geval kunnen de pompen van het nieuwe gemaal Mantel bij Schardam andersom gaan draaien en water naar binnen pompen. Schreijer: „De kans dat dit in de toekomst een keer zal gebeuren, is sinds afgelopen wel groter geworden.”
Warmer water
De oppervlaktewaterkwaliteit is niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid neerslag, maar ook van de verlenging van het groeiseizoen en de temperatuur.
Sinds 1990 is het groeiseizoen met gemiddeld zestien tot negentien dagen verlengd. „Het groeiseizoen begint eerder en waterplanten groeien harder. Hierdoor moeten we watergangen vaker maaien om het water af en aan te kunnen blijven voeren”, weet aquatisch ecoloog Michiel Schreijer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in Noord-Holland.
Verder ontstaat er door de hogere temperaturen in ondiepe waterplassen en sloten bijna altijd botulisme. Schreijer legt uit dat de botulismebacterie actief wordt wanneer de watertemperatuur boven de 26 graden Celsius uitkomt: „Deze bacterie scheidt een stof uit die verwant is aan zenuwgif. Eenden die besmet raken, krijgen beweging- en ademhalingsproblemen en gaan dood.”
Door de hogere watertemperatuur woekeren blauwalgen steeds vaker in het oppervlaktewater. „Blauwalg is eigenlijk ook een soort bacterie. Het gif dat de blauwalg uitscheidt, veroorzaakt huidirritatie bij zwemmers.” Het hoogheemraadschap telde afgelopen zomer een toename van het aantal plekken met blauwalg.