Hoge hekken rond jeugdinstelling geen oplossing voor weglopers
Er lijken steeds meer kinderen weg te lopen uit jeugdzorginstellingen. Politieagenten, gemeenteraadsleden en burgemeesters klagen erover. Her en der wordt al voorgesteld om hekken met prikkeldraad rond de instellingen te plaatsen. Is dat wel terecht, vraagt Peer van der Helm zich af.
Kwetsbare kinderen die uit een jeugdzorginstelling weglopen, brengen daarmee zichzelf in gevaar. De meesten van hen komen na een uurtje gelukkig vanzelf weer terug, sommigen blijven langer weg. Die worden, als het lukt, bijtijds door de politie opgespoord en teruggebracht, voordat het echt misgaat. Wanneer kinderen vaker weglopen, leidt dit vandaag de dag tot protesten vanuit de samenleving.
Vanwege onder meer de hoge opsporingskosten en de maatschappelijke onrust over het lot van de weggelopen kinderen is dit probleem regelmatig in het nieuws. Maar instellingen (ook die binnen de gesloten jeugdzorg) hebben niet de (juridische) mogelijkheid om kinderen te allen tijde het weglopen te beletten, omdat ze kinderen niet willen opsluiten, maar behandelen.
Kinderen in de jeugdzorg zijn bijna zonder uitzondering kwetsbare kinderen. Ze lopen in de regel een groot risico om misbruikt te worden. Daarnaast bestaat het gevaar dat ze zichzelf iets aandoen.
Daarom moet iedereen dit probleem serieus nemen, maar vooral proberen de oorzaken van het weglopen te achterhalen. Kinderen lopen weg omdat ze boos zijn, omdat ze pijn en verdriet hebben of omdat er nog geen handvatten zijn gevonden om daarmee om te gaan.
Weer terug willen
Weglopen kan allerlei oorzaken hebben. Bijvoorbeeld de problemen die de kinderen zelf meenemen of het terugverlangen naar hun biologische ouders, hun familie of andere betekenisvolle personen, onder wie ook loverboys. Hun problemen zijn vaak een stapeling van negatieve jeugdervaringen, zoals misbruik, mishandeling en verwaarlozing.
Kinderen komen echter in de regel niet vrijwillig naar een jeugdzorginstelling. Wanneer er van een uithuisplaatsing sprake is, willen ze dikwijls niet naar een instelling, een pleeggezin of een gezinshuis. Weglopen is dan een poging om zich weer terug te vechten naar moeder en vader. Dat is een heel natuurlijke reactie, waarvoor de hulpverleners en de politie alleen maar begrip zouden moeten opbrengen.
Lastiger wordt het als een kind probeert terug te komen bij misbruikende anderen. Toch is het dan juist belangrijk om te achterhalen wat het kind mist in de instelling.
Dat je het niet meer met jezelf kunt uithouden (”internaliserende”, dat wil zeggen naar binnen gerichte gedragsproblematiek), met gevaar voor suïcide, komt bij kinderen ook vaak voor als oorzaak van het weglopen. Bijna alle kinderen in de jeugdzorg hebben last van negatieve gevoelens, angst, onzekerheid, depressie, verdriet, een laag zelfbeeld, wanhoop. Dat lossen we niet in een paar maanden op.
Toch moeten we hen behandelen, want het alternatief voor behandeling is bij wijze van spreken „een dood kind op het spoor” (Nieuwsuur, 29-9). We moeten hierbij rekening houden met beïnvloeding van buiten: anderen (ouders, vriendjes, loverboys) proberen menigmaal kinderen die worden behandeld ertoe te bewegen dat ze weglopen. Ook daar moeten we alert op zijn.
Slecht leefklimaat
Andere veel voorkomende problemen zijn ruzie, bedreiging en geweld tussen kinderen onderling op de leefgroep of op school. Kinderen lopen vervolgens uit angst weg uit de instelling. Dit mag echter nooit een reden zijn voor straf, maar juist voor een gesprek.
Ook wanneer het leefklimaat in de instelling of op school slecht is, zien we dat kinderen weglopen, omdat ze het eenvoudigweg niet trekken. Dikwijls heeft dit te maken met het (nagenoeg) afwezig zijn van psychologische basisbehoeften in het leefklimaat. Dan is er bijvoorbeeld gebrek aan onderlinge verbondenheid, aan uitdaging en zinvolle bezigheden (competentie) en aan keuzevrijheid (autonomie) (Ryan & Deci, 2017).
Als er weinig verbondenheid is tussen medewerkers/leerkrachten en jongeren (gevolg van de hoge werkdruk!), voelen kinderen zich niet thuis en lopen ze het liefst weg. Ook als kinderen geen zinvolle dagbesteding hebben, niet of beneden hun niveau naar school gaan, zich niet kunnen ontwikkelen of zich vervelen (gevolg van personeelsgebrek), slaat de frustratie toe en lopen ze gemakkelijk weg.
Hetzelfde geldt als er sprake is van te lang durende of falende hulpverleningstrajecten. Eveneens wanneer kinderen onvoldoende eigen keuzes kunnen maken (gebrek aan autonomie), krijgen ze het benauwd, loopt de spanning bij hen op en gaan ze ervandoor.
Praktische tips
Om te voorkomen dat kinderen weglopen, kan het volgende gedaan worden:
Als eerste moet er gezorgd worden voor een goed leefklimaat, waarin de drie basisbehoeften (verbondenheid, competentie en autonomie) tot hun recht komen. Deze dienen de leidraad te zijn bij het inrichten van de plek waar het kind verblijft. Dit moet regelmatig gecheckt en besproken worden. Er zijn maatregelen nodig als dit niet in orde is. Coaching van teams en individuele medewerkers helpt hierbij.
Wegloopgedrag is vaak voorspelbaar. Het wordt niet voorkomen door fysieke beveiliging (hoge hekken en camera’s), maar door relationele beveiliging: goed contact is de beste remedie. Vraag eens vaker hoe het kind zijn woonplek ervaart en vooral wat het niet leuk vindt. Wees alert op spanningsopbouw bij het kind. Wees niet teleurgesteld als het er niet wil zijn, maar probeer samen oplossingen te vinden voor verdriet, angst, frustratie en pijn.
Weet ook wat er speelt op de leefgroep op school of in huis: dat doe je het beste door LSD: luisteren, samenvatten en doorvragen.
Wanneer kinderen toch weglopen, is het allerbelangrijkste daar begrip voor op te brengen. Straffen verhoogt de spanning en bevordert op de lange termijn nieuw wegloopgedrag. Een gesprek bij een kopje thee of een glas limonade is een heel krachtig preventiemiddel. Spreek met het kind af dat hij of zij bij je langs kan komen wanneer het niet fijn is.
Houd bij risicokinderen vooral sociale media in de gaten, maar ook hangplekken, zoals bij supermarkten en in parken. Toezicht gecombineerd met contact is ook een belangrijk preventiemiddel.
In de vuurlinie
Jeugdzorg is een opgave waaraan risico’s zijn verbonden. Weglopen wil meestal niet zeggen dat de hulpverlening gefaald heeft. Wel behoren instellingen hun klimaat op orde te hebben, ook al houdt dat weglopen niet altijd tegen. De politie (en Burgernet) zijn je beste vrienden om het kind weer terug te krijgen.
Politie en politiek moeten zich echter niet met de behandeling van kinderen bemoeien; dat is hun expertise niet. Optreden bij brand of schietpartijen behoort tot hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, zo ook weggelopen kinderen terugbrengen. De belangrijkste oorzaken waardoor sommige kinderen in een jeugdinstelling wonen, zijn immers terug te leiden naar de maatschappij. En in de regel zijn die oorzaken complex van aard.
Hoge hekken met prikkeldraad lossen het wegloopprobleem niet op, maar kunnen het wel verergeren, omdat kinderen zich dan opgesloten voelen en nog sneller proberen weg te komen.
Jeugdzorgmedewerkers staan net zo goed in een vuurlinie als politie, brandweer en ambulance. Ze doen hun best om beschadigde kinderen weer een veilig thuis te geven. Daar hoort opsluiten niet bij. Iets meer begrip voor hun moeilijke taak, bij ons als samenleving en bij de politiek, kan geen kwaad.
De auteur is lector residentiële jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden en hoofd onderzoek bij Fier, het landelijk expertisecentrum voor slachtoffers van loverboys en eerwraak. Bron: socialevraagstukken.nl