Zelfverloochening
Lukas 15:8
„…en keert het huis met bezemen, en zoekt naarstiglijk…”
Laat de mens zich dan van zichzelf ontdoen bij alles wat hem vasthoudt en hem bij zijn ware voortgang hindert. Geraken mensen in grote verzoekingen, en worden ze met de harde, stugge bezem geveegd, dan denken ze dat alles verloren is. In grote, hevige verzoeking treffen zij zichzelf aan, en in twijfel en vreselijke angst. Ze zeggen dan: „Nee, Heere, alles is verloren. Ik ben beroofd van alle licht, van alle genade.”
Zou je een welgeëffend mens zijn, nooit zou het je beter kunnen gaan, nooit werd het nog zo goed, want elke wijze waarop de Heere je zocht – je nam er altijd genoegen mee; ware vrede zou je hierin vinden (Mattheüs 16:24). Wilde Hij blindheid, wilde Hij duisternis, wilde Hij kou, wilde Hij hitte, wilde Hij armoede, hoe en op welke wijze het Hem ook maar beviel, in het bezitten van iets of in het derven ervan: bij alles waarin Hij je zou zoeken, steeds zou je je hierin laten vinden.
Zij die deze weg volgden en zich zowel innerlijk als uiterlijk loslieten: wat menen jullie dat God met deze mensen zou doen? Ach, op minnelijke wijze zou Hij hen opheffen, boven alle dingen uit.
Jullie lieve, eerbiedwaardige mensen, wees niet bevreesd. Er zijn mensen, ze leven nederig, ze drinken water en eten goed gerstebrood, en ook zij zullen er wel komen. Wees niet bevreesd.
Johannes Tauler, prediker te Straatsburg (”Preken”, 1498)