Column (Gert van de Wege): De draad der traditie
Veel van wat ik hier in de afgelopen jaren schreef, ging over historisch be- wustzijn, over de gelaagdheid van on- ze cultuur en over de tragische hoogmoed waarmee mensen de traditie te lijf gaan. Nu, in mijn laatste column op deze plaats, stel ik nog een keer de vraag naar de kortzichtigheid die ertoe leidt dat we onszelf opsluiten in het hier-en-nu.
Volgens de politiek filosoof Alexis de Tocqueville heeft het te maken met de manier waarop onze samenlevingen zijn ingericht. In 1835, na de Franse Revolutie, constateerde Tocqueville dat in democratische samenlevingen steeds weer nieuwe families boven komen drijven en aanzien verwerven, terwijl andere wegzinken in de vergetelheid. „De draad der traditie breekt ieder ogenblik af; het spoor getrokken door vorige generaties wordt telkens uitgewist. Gemakkelijk verdwijnt de herinnering aan hen die vooraf gingen zoals men ook geen enkele voorstelling heeft van degenen die het nageslacht zullen vormen. Alleen tijdgenoten staan in het licht van de algemene belangstelling.”
Tocqueville contrasteert dit met de situatie van voor de Franse Revolutie, waarin families eeuwenlang in dezelfde streek woonden en binnen dezelfde maatschappelijke klasse bleven. In dergelijke stabiele constellaties kende iedereen zijn voorvaderen; in de verre toekomst zag men zijn achterkleinkinderen zich aftekenen. Mensen offerden regelmatig hun persoonlijke genoegens op „ter wille van hen die niet meer of nog niet in leven zijn.”
Als oorzaak van dit verschil wijst Tocqueville op het erfrecht. Als iemands bezit onder al zijn kinderen moet worden verdeeld, versplintert het – denk aan wat er met grondbezit gebeurt. Als het erfrecht daarentegen gebaseerd is op eerstgeboorte, blijft het bezit ongedeeld in de familie. „Het grondbezit was een onvergankelijk getuige van het verleden en tevens eens onwaardeerlijk onderpand van een voortleven tot in de onafzienbare toekomst.” Nu daar, na de revolutie, geen sprake meer van is, verkoopt men zijn kaveltje: andere vormen van bezit zijn immers rendabeler.
Hoe is de situatie anno 2018? Er is veel belangstelling voor geschiedenis – maar toch vooral in een museale atmosfeer. Mij interesseren juist die plaatsen en momenten waarop het verleden en het gewone leven elkaar raken. Is daar nog sprake van? Ons landschap wordt immer nog platgewalst als er woonwijken gepland zijn, of er nieuwe natuur moet komen. De namen van onze voorouders worden te licht bevonden voor de nieuwe generatie. Kerken worden prachtig gerestaureerd, maar er zijn geen diensten meer.
Komt er een moment dat we gaan inzien dat we daarmee onszelf benadelen, onze voorouders onteren en de generaties na ons een kostbaar bezit ontroven? Ik hoop het. Ongefundeerd is die hoop niet: ons is immers de eeuw in het hart gelegd.