Burgerschapsvorming ook een taak voor de kerk
Burgerschapsvorming staat hoog op de politieke agenda. Scholen moeten leerlingen helpen om hun plek in de samenleving in te nemen. Democratie zit mensen nu eenmaal niet in de genen. Maar waar blijft de kerk bij dit vormingsproces?
We zijn ons geloof kwijt – en de leegte is groot. Zo betoogde Hans Schilderman, hoogleraar religie en zorg aan de Radboud Universiteit, in november 2015 in NRC Handelsblad. De teloorgang van godsdienst en levensovertuiging laat een gapend gat achter. Populisme vult dit met angst voor de waarden en normen van vreemdelingen, zoals asielzoekers en buitenlandse werknemers uit de jaren 60 en 70. De politiek móét antwoorden, aldus Schilderman.
Een belangrijk antwoord vanuit Den Haag is de intensivering van het programma voor burgerschapsvorming. Onderwijsminister Arie Slob heeft dit thema hoog op de agenda gezet. Hij gaat scholen eraan houden dat ze werk maken van burgerschapsvorming. Zo nodig zal hij ze dwingen om er meer aandacht aan te besteden.
Oefenplaats
De school is een oefenplaats; als minisamenleving laat hij zien hoe het er in een rechtsstaat aan toe behoort te gaan. Bij burgerschapsvorming gaat het immers om respect voor een ander en om samenleven met anderen. In de toelichting bij zijn voorstel signaleert Slob een haperende democratische gezindheid. Dit heeft volgens de minister onder andere te maken met het afkalven van sociale verbanden als kerken en verenigingen.
De roep om politieke daadkracht door Schilderman én het krachtige antwoord van Slob zijn mede ingegeven door de marginalisering van de kerk in de samenleving. Burgerschapsvorming ligt vooral op het bordje van de school; van gezin en kerk valt hierbij blijkbaar weinig te verwachten. Echter: welke verantwoordelijkheid heeft de kerk in dit proces? Met name in orthodoxe kring moet die vraag worden gesteld en beantwoord; daar zitten immers nog altijd veel jongeren in de kerkbank.
Maar willen kerken op dit punt verantwoordelijkheid dragen? Burgerschapsvorming klinkt immers nogal horizontaal, terwijl het in de kerk om God gaat, en om het hemelse burgerschap. De apostel Paulus laat de kolonisten in Filippi zien dat hun felbegeerde burgerrecht voor een christen nooit het einddoel kan zijn. Die heeft immers een wandel in de hemel; een hemels burgerschap (Fil. 3:20). Reden genoeg dus om in deze tijd in verkondiging, pastoraat en kerkelijk onderwijs in te zetten op de verzorging van de ziel: hoe verschijnen zondaren rechtvaardig voor God?
Naast de vraag of kerken willen bijdragen aan een maatschappelijk fenomeen als burgerschapsvorming is het de vraag of ze ertoe in staat zijn. Daarbij is de marginalisering van de kerk het probleem niet. De betrokkenheid van kerken op de wijk waarin ze staan, bij diaconale projecten en bij het bezoeken van asielzoekers laat zien dat ook vanuit de marge van de samenleving veel goed te doen is.
Isolationisme
Het probleem is vooral dat orthodoxe kerken vaak druk zijn met zichzelf, en met elkaar. Door kerkelijk isolationisme en door elkaar als kerken onderling de maat te nemen, raakt de samenleving gemakkelijk buiten beeld. De rubriek ”Opgemerkt” in het RD maakt dit soms pijnlijk duidelijk. Als samenleven als gereformeerde gezindte al moeilijk is, wat valt er dan te verwachten van een positieve inbreng bij burgerschapsvorming in de samenleving?
Toch is er reden genoeg om dit thema op de kerkelijke agenda te zetten én te houden. Allereerst omdat de samenleving gediend is met een positief-christelijke inbreng. Al staan kerken in de marge, voor kerkléden geldt dit niet. In hun woon- en werkomgeving zijn ze deel van de samenleving, en veelal niet alleen van een christelijke subgroep.
Maar dan moet de kerk zich wel afvragen of ze haar leden handvatten biedt om in de maatschappij mee te doen, of dat ze deelname aan de samenleving juist in de weg staat. Als de buitenwereld in de kerk alleen in negatieve zin ter sprake komt, raken mensen in hun dagelijks leven ontredderd; of ze lossen de spanning op door een scheiding tussen zondag en maandag.
De tijd dat Nederland een christelijke natie was, is voorbij. Of dit voorgoed is, weet God alleen. In elk geval kunnen christenen niet zonder meer rekenen op herstel van de oude orde. Als de kerk die trom te veel roert, speelt ze populisten als Wilders en Baudet in de kaart.
Hun populariteit in christelijke kring is in elk geval veelzeggend. Ze spelen in op (op zichzelf gerechtvaardigde) zorgen over de veranderende samenleving. Dit doen ze met een vurig pleidooi voor herwaardering van de joods-christelijke wortels ervan. De praktijk laat echter zien dat ze de joods-christelijke traditie voor hun populistische karretje spannen. Toen SGP-leider Van der Staaij tijdens een Kamerdebat aan Wilders vroeg om een concretisering van christelijke waarden, kwam de PVV-voorman niet verder dan: opkomen voor het eigen volk. Wie op een dergelijk populisme vertrouwt, wedt op het verkeerde paard. Cultuurchristendom maakt de samenleving nu eenmaal niet christelijker.
Hemels burgerschap
Burgerschapsvorming dwingt de kerk om opnieuw te doordenken welke taak en roeping christenen in de samenleving hebben. Deze vorming moet ze niet overlaten aan de school alleen. Laat het gesprek tijdens kerkenraadsvergaderingen en tussen jeugdwerkleiders hierover gaan: hoe bereiden we jongeren voor om in deze samenleving hun plaats in te nemen? Maak concreet wat het inhoudt om wel ín, maar niet ván de wereld te zijn. Een hemels burgerschap betekent ook het nemen van verantwoordelijkheid in de eigen buurt, op het werk of in de collegebankjes.
Dit raakt aan de tweede reden waarom de kerk over burgerschapsvorming moet nadenken. Kerken zijn geen dependances van de overheid; ze hebben een eigen inbreng in het vormingsdebat. Vorming tot goede burgers heeft namelijk niet alleen te maken met respect voor anderen. Een goede omgang met anderen veronderstelt dat mensen weten waar ze zelf voor staan. Hiervoor heeft de kerk in de Bijbel een ware schat van wijsheid in huis. Burgerschapsvorming heeft alles te maken met leven voor Gods aangezicht. En dus ook met wedergeboorte, met heiligmaking. Dit zal blijken in daden en woorden.
Of komt hier de innerlijke leegte in de gereformeerde gezindte aan het licht? We zijn ons geloof kwijt – en de leegte is groot, zei Schilderman. Dit gaat geen kerk voorbij. Een gesprek over christelijke burgerschapsvorming stelt uiteindelijk voor de vraag naar het leven met God. Daarmee ligt dé kernvraag op tafel.