God zoekt
Lukas 15:8
„Of wat vrouw, hebbende een tien penningen, indien zij één penning verliest, ontsteekt niet een kaars…”
Er is ook dat andere zoeken, dat gaat daar ver boven uit. De mens gaat dan binnen, naar zijn innerlijk, en zoekt de Heere daar. Hijzelf heeft ons deze wijze geleerd, toen Hij zei: „Het Koninkrijk Gods is binnen u.” Wie dit rijk vinden wil –God met al Zijn rijkdom en in Zijn eigen wezen en natuur– moet het zoeken waar het is: in de meest innerlijke grond, waar God de ziel meer nabij en inwendiger is dan deze zichzelf is. Deze grond is het die gezocht en gevonden moet worden. In dit huis moet de mens binnengaan onder achterlating van zijn zinnen en al wat zintuiglijk is en van alles wat met de zintuigen aangedragen wordt en naar binnen gedragen is aan beelden en vormen, en van al hetgeen de verbeelding, de verbeeldingskracht, en de zintuiglijke beelden ooit, elk op hun wijze, naar binnen droegen; ja, ook boven de beelden van het verstand en het werken van het verstand, en de wijze van het verstand en al zijn uitwerkingen. Wanneer de mens in dit huis komt en daar God zoekt, dan wordt dit huis ondersteboven gekeerd, en dan zoekt God hem en keert dit huis om en om, als iemand die iets zoekt: het ene werpt hij hier, het andere daar, totdat hij vindt wat hij zoekt.
Johannes Tauler, prediker in Straatsburg (”Preken”, 1498)